Dit leidde ik af uit het colofon. Wikipedia echter zegt:
1967: Zuflucht hinter der Zeit novel (republished as Das Fenster zum Sommer, 2006).
En:
Valencak first started to publish her work in 1951, initially in poetry and literary journals. Her most fruitful period of writing was from 1961 to 1981 when she published her first and last novels. In later life she withdrew from public attention with the result that her works were largely forgotten when she died in 2004. Interest was however revived in 2006 when her third novel Zuflucht hinter der Zeit was republished as Das Fenster zum Sommer (The Window to Summer) attracting considerable acclaim. (mijn cursieven, FS)
Maar daarnaast is er dit:
Ihre literarisch fruchtbarste Zeit liegt zwischen dem Erscheinen ihres ersten und dem ihres letzten Romans, zwischen 1961 und 1981. In den letzten fünfzehn Jahren ihres Lebens zog sie sich mehr und mehr aus der Öffentlichkeit zurück; ihr literarisches Werk geriet rasch in Vergessenheit. Als sie nach langer Krankheit am 10. April 2004 in Wien verstarb, war kaum noch eines ihrer Bücher lieferbar.
2006 schließlich erschien, herausgegeben von Evelyn Polt-Heinzl, eine Neuausgabe ihres dritten Romans, "Das Fenster zum Sommer", im Residenz-Verlag und wurde von der Kritik als bemerkenswerte Wiederentdeckung gefeiert.
En ook nog dit:
Zuflucht hinter der Zeit. Wien: Wollzeilen Verlag 1967. Unter dem Titel "Das Fenster zum Sommer" 1977 in überarbeiteter Fassung bei Zsolnay, in der Reihe der "Phantastischen Romane" wiederveröffentlicht; Taschenbuchausgabe: Droemer-Knaur 1980; Neuausgabe: Residenz-Verlag 2006’.
Mij beving een verwarring vergelijkbaar met die van de hoofdpersoon van Das Fenster zum Sommer, almede een wederopleving van mijn gezonde wantrouwen jegens de warboel die er soms op Wikipedia verschijnt.
Der Film [Das Fenster zum Sommer, regie Hendrik Handloegten] basiert auf dem Roman Zuflucht hinter der Zeit der österreichischen Schriftstellerin Hannelore Valencak, der 1967 erschien und zehn Jahre später unter dem Titel Das Fenster zum Sommer neu aufgelegt wurde.
Wanneer het verhaal zich afspeelt, is niet meteen duidelijk. Tante Priska, bij wie de hoofdfiguur, die verderop Ursula blijkt te heten, wakker wordt, heeft een lampenradio, zo een met zo’n groen oog, en daarop hoort ze dat er op de Middellandse Zee een schip met wilde dieren is gezonken. Deed bij mij geen belletje rinkelen. Ursula heeft vroeger, maar niet geheel vrijwillig, lijkt het, bij tante Priska gewoond. Ze probeert deze nieuwe of hernieuwde samenwoning bij voorbaat uit haar geheugen te bannen. De lezer kan denken dat er een trauma te vrezen valt.
Als het geen science fiction is, moet het zich voor 1977 afspelen, lijkt me, het jaar waarin de roman verscheen. Dat kan dan 1945 zijn, 1951, 1962, 1968 of 1973, als we ervan uitgaan dat de Oostenrijkse Hannelore Valencak (23 januari 1929 – 9 april 2004), die in 1961 debuteerde met de verhalenbundel Morgen werden wir es wissen en de roman Die Höhlen Noahs, geen al te historische roman schreef.
Maar goed, ik noteerde dit terwijl ik nog maar tweeënhalve bladzij had gelezen, en voorrang moest geven aan het uitlaten van de hond.
Na een betrekkelijk gewoon verlopen werkdag op kantoor, waarbij ze een paar keer vergeefs probeert met haar man, Joachim, te telefoneren, gaat Ursula met het ov naar hun eigen huis, buiten de stad. Dat blijkt bewoond door een ouder echtpaar.
Terzijde: telefoneren vanaf de werkplek gaat via een (bedrijfs)telefonist*e – dus een beetje gedateerd is de verhaalde tijd wel, laat ik zeggen: voor mijn tijd.
Nog verder ter zijde: ik ben de spreektalige -tig keer aan dit romannetje begonnen (minstens vier keer, in feite), en er wel steeds verder in gevorderd, maar uiteindelijk gaf ik het op na pagina 58 bereikt te hebben op vakantie in dat wonderschone zuiden van Zweden.
Mijn Duits is te weinig ontwikkeld om de fantasierijke vermenging van schijn- en werkelijke werelden goed te kunnen ontrafelen, maar ook om me dan maar zonder reflectie mee te laten voeren door de verleden, actuele en potentieel toekomstige verhaalstromingen. En ik denk dat Valencak hier te weinig doet met het in principe vruchtbare gegeven van iemand die terugkeert in haar eigen verleden en van daaruit haar toekomst zou kunnen bijsturen. Maar het kan ook zijn dat ik een dergelijk gegeven eenvoudigweg niet interessant vind als er niets meeslepends of indrukwekkends gebeurt. Of ik heb het geduld niet om door te lezen tot dat geweldig interessante dan uiteindelijk wellicht aan het einde van de roman plaatsgrijpt. Komt dan ook wel een beetje door de stijl van Valencak, die eerder gortdroog en enumeratief is dan levendig en verhalend.
Dus helaas, het toch zeer overzichtelijke aantal van 142 pagina’s heb ik niet uit kunnen lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten