maandag 8 juni 2020

Antjie Krog, Broze Aarde

Een mis voor het universum. Uit het Afrikaans vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar. Amsterdam, Podium 2020. Hardback, 47 bladzijden, tweetalige uitgave.

De oorspronkelijke titel van deze tekst luidt: O Brose Aarde. 'n Misorde vir die Nuwe Verbond. Me dunkt dat die een beetje vreemd vertaald is. Waar is de uitroep in de hoofdtitel gebleven, die bij uitstek past bij deze hartstochtelijke tekst? En waar komt dat universum in de ondertitel vandaan, waar is het nieuwe verbond gebleven? Ik weet er het theologisch fijne niet van, maar ik ben bang iets te missen zonder het Afrikaans. Gelukkig is de rest van de bundel tweetalig, met links de vertaling, rechts het origineel.

Behalve de oorspronkelijke titel staat in het colofon ook deze mededeling: 'Deze mis werd mede mogelijk gemaakt door het Nasionale Afrikaanse Teater-inisiatief.' Ik ontleende er de aansporing aan om de tekst hardop te lezen (zonder toehoorders), maar liever nog had ik Antjie Krog haar horen voordragen. Wie haar een keer heeft gehoord, krijgt daar niet genoeg van, denk ik. De tekst moet tot klinken worden gebracht, ze moet afwisselend gesproken, gefluisterd, gezongen, gebeden en geroepen worden. Het is ook een gedicht, maar meer nog de basis van een opvoering, een uitvoering. Theatraal, ja.

Het onderwerp is door de titel al duidelijk en wordt nader ingeleid in de openingswoorden:
hoe kan ons die planeet versorg as ons nie mekaar versorg nie / hoe kan ons mekaar versorg as ons nie die planeet versorg nie?
Anders dan in de werkelijkheid, belijdt hier, meteen in het begin al, de gemeente haar zonden:
Ons bely dat ons uitermate sondig deur mekaar,
en die aarde wat ons onderhou, daagliks
te beskadig en te vernietig
deur wat ons doen
en versuim om te doen.

Skuld, ons dra skuld.
Ons dra almal groot skuld.

Wees ons genadig.
O Allesomvattende Aarde – wees ons arme stommerikke genadig!
Amen.
Het is prachtig hoe Krog hier het model van de mis gebruikt om een nieuw, kosmisch en mythisch verbond aan te geven tussen de mens en de aarde (niet: 'zijn' aarde), uit eerbied en schuldbesef, in een uitermate lyrische taal, die ritmisch over de bladzijden swingt. Lees maar, je zult ermee instemmen.

Robert Anker, Onvergetelijke toegewijde trouweloze tijd

Gedichten
. Amsterdam-Antwerpen, Querido, 2015. Paperback, 88 pagina's, inclusief inhoudsopgave en aantekeningen.

Eerst even iets anders:
Ik kwam tot hier, en zag. Ik zocht
Iets anders maar geen sterfling vindt,
Ook niet aan 't einde van zijn tocht,
De dingen die hij droomde als kind.
Dit is het eerste, titelloze gedicht uit de bundel Gedichten (1917) van P.N. van Eyck. Ik zag net pas dat de eerste regel een allusie is op de beroemde woorden van Julius Cesar. De afwijking van de geno-tekst is betekenisvol: Van Eyck was geen winnaar; een beetje een somberaar, en een dromer, maar wel een met heel veel eerbied voor en een voortdurende nieuwsgierigheid naar het onbegrepen leven.

Een heel erg klein beetje lijkt Anker wel op Eyck: altijd zoekend, altijd strevend, bijna tegen beter weten in, en altijd ook in de slagschaduw van het einde. Welhaast in een J.C. Bloem-achtig besef van Media vita. Maar de bijna honderd jaren die tussen beide bundels liggen, zijn niet te veronachtzamen, en vooral niet het stijlverschil, dat zich niet in drie woorden laat beschrijven.

Ik herlas Onvergetelijke toegewijde trouweloze tijd (2015) kort nadat ik ook De vergever (2016) had herlezen en nu ben ik klaar voor de herlezing van In de wereld (2017), Ankers laatste werk. Weemoed, en ook heimwee, was zelden afwezig in het oeuvre van Anker, maar zijn laatste poëziebundel en zijn op één na laatste roman staan wel heel sterk in het teken van de eindigheid en van het einde zelfs van het leven, dat voor Anker persoonlijk in 2017 toesloeg.

Het motto van De vergever is een Borges-citaat: "Ik heb de vreselijkste zonde begaan/ Die een mens maar begaan kan. Ik ben niet/ Gelukkig geweest." Hoe opmerkelijk dat een NRC Handelsblad-recensent het boek 'goedgeluimd' heeft genoemd... Ofschoon ook wel begrijpelijk: Ankers werk is melancholisch (lijkt die figuur op het omslag van Onvergetelijke toegewijde trouweloze tijd niet op een haas?) maar des niet tegenstaande ook vol van levensdrift, da's waar. En zeker Sander Schwarz is niet gespeend van zowel gevoel voor drama (sterk vergroot) als voor vooruitdrang.

Onvergetelijke toegewijde trouweloze tijd lijkt niet goedgeluimd. De laatste vier regels van de bundel luiden:
We waren kansloos vanaf het begin
grappig dat je dat pas weet
als het eindigt
zoals nu.
De tweede afdeling heet, en gaat over, 'Het lege hart'; elk van de veertien gedichten (er zou eens niet met het sonnet gedold worden) begint ook met die woordgroep; nou ja, een ervan begint met 'Il cuore vuoto'; typisch Anker: als herhaling, dan een afwijking.

Dat geldt ook voor de bundel als geheel: ze bevat genoeg motieven die bekend zijn uit eerder werk, maar de toon is toch anders, zoals ook in De vergever, op het moto waarvan gezinspeeld lijkt te worden aan het eind van 'Normaal':
en inderdaad, onze levensweg was een belediging
voor de werkelijkheid en ja, dat is een schuld
die wij op ons geladen hebben en de straf is
dat wij niet gelukkig zijn geweest.