dinsdag 24 augustus 2021

Robert Seethaler, Der Trafikant

Roman. E-Buch. Kein & Aber, Zürich 2012. 

De titel is meteen al een dingetje. Liesbeth van Nes heeft uitgelegd waarom: er is niets iets vergelijkbaars in Nederland, laat staan een vergelijkbaar woord in het Nederlands. Een Trafikant en een Trafik zijn typisch Oostenrijkse verschijnselen (enigszins vergelijkbaar met le tabac in het Frans en Frankrijk). De Nederlandse vertaling van de titel is De Weense sigarenboer geworden, maar het verhaal gaat eigenlijk over een 17-jarige jongen, Franz Huchel, die van het Oostenrijkse platteland komt en in Wenen in de leer gaat bij een Eerste Wereldoorlog-invalide, Otto Trsnjek, die een tabak- en krantenkiosk uitbaat aan de Währingerstraße.

Wenen is wat mij betreft ook een dingetje. Toen ik las waar Franz uit de trein stapte en hoe hij naar de kiosk liep, spiekte ik even op Google Maps omdat ook het neunten Wiener Gemeindebezirk genoemd wordt (die Seethaler is een zeer uitbundig beschrijver van plaatsen, mensen, en gedachten). En het klopte, natuurlijk. Wie er meer van weet, had onmiddellijk opgemerkt dat de Berggasse maar een kwartiertje lopen verderop ligt, en dat daar, op nr. 19, Sigmund Freud woonde (dat wist ik dan weer wel) en dat die sigaren rookte (idem). Voor Seethaler is 1 plus 1 gelijk aan 2, dus Franz, wanneer hij hopeloos verliefd is geworden op een variétédanseres, gaat bij Freud te rade en neemt een sigaar van diens favoriete merk voor hem mee, een sigaar uit Trsnjeks doos; de jonge en de oude man kunnen het goed met elkaar vinden; beiden begrijpen niets van 'de' vrouw, geven ze elkaar toe (behalve de moeder en de geliefde van Franz treden er trouwens nauwelijks vrouwen van belang naar voren in dit verhaal, afgezien van Freuds ene dochter dan, Anna). Het was overigens Freud die Franzje had geadviseerd maar eens de liefde in de praktijk te verkennen om er beter over te kunnen oordelen.

De geschiedenis van Oostenrijk is een derde dingetje, wat mij betreft. Ik weet daar echt weinig van. Nog nooit had ik van Schuschnigg gehoord. En wanneer die Anschluss ook alweer was, wist ik niet, of: niet precies genoeg; anders was me de verdeling van deze roman in twee delen meteen duidelijk geweest, alsmede de omslag in de gebeurtenissen in de wereld buiten de Trafik.

Want dat is prettig merkwaardig aan deze roman: die Franz is een onbeschreven blad qua wereldkennis (woonde tot zijn zeventiende onder de vleugels van mama in een dorpje), en Trsnjek doet alsof het hem allemaal weinig interesseert, en met Freud over de wereld buiten de ziel praten, ligt kennelijk ook niet voor de hand; Franz' moeder vertelt hem via haar ansichtkaarten en brieven ook al niet veel. En dat terwijl Trsnjek als eerste opdracht aan Franz geeft: lees de kranten. Lees ze allemaal, en grondig, maar na een tijdje zie je dat je kunt volstaan met één, want ze verschillen niet. Er wordt veel gelezen, maar er wordt weinig over medegedeeld. Toch is deze roman ook een soort Oostenrijkse geschiedenis (juist over een periode die nadien als niet officieel, hors concours is bestempeld).

Het geeft een bijzondere sfeer aan de roman: de beschreven gebeurtenissen betreffen vooral de persoonlijke lotgevallen van individuele mensen, landschappen en liefdes. Maar als er iets van de buitenwereld doordringt, is het meteen dik hommeles. En nog opmerkelijker: wanneer Franz zich uiteindelijk daadwerkelijk actief bemoeit met de buitenwereld <spoiler> gemotiveerd door de arrestatie van en moord op Trsnjek, de emigratie van Freud en de affaire van zijn liefje met een nazi </spoiler> wordt dat door de almachtige, maar zich heel vaak ook nadrukkelijk op de achtergrond en van den domme houdende alwetende verteller heel afstandelijk verteld, als ware het een geciteerd relaas van een anonymus. Anderzijds weet diezelfde verteller over iedereen alles te vertellen, als dat zo uitkomt. En dat in een fantastisch heldere stijl, met zowel zeer korte als zeer uitgebreide, langwerpige maar bijzonder toegankelijke, zwierige zinnen, bij vlagen doorspekt van een specifiek Oostenrijks vocabulaire waar het woordenboek in m'n e-lezer bij lange na niet altijd raad mee weet.

Tot slot een stijlstaaltje:

Gestern hatte sich Schuschnigg mit einer großen Rede an sein Volk gewandt. In seiner Heimatstadt Innsbruck präsentierte er sich im zünftigen Tiroler Anzug und fragte seine Zuhörer, ob sie sich in der für den 13. März angekündigten Volksabstimmung für ein 'freies, deutsches, unabhängiges, soziales, christliches und vereintes Österreich' entscheiden wollten. Und während über zwanzigtausend Anhänger ihre Zustimmung in die klare Tiroler Bergluft hinausbrüllten, saß Adolf Hitler wahrscheinlich gerade irgendwo in Berlin vor dem Radio und leckte sich die Lippen. Österreich lag vor ihm wie ein dampfendes Schnitzel auf dem Teller.

Geen onvertogen woord, maar een scherp, ironisch beeld van twee onbetrouwbare figuren. Met een mooie vergelijking tot slot. Hoewel: Hitler at toch vegetarisch?

maandag 16 augustus 2021

Rachel Cusk, Contouren

Vertaald door Caroline Meijer en Lette Vos. E-boek naar de 1e druk, De Bezige Bij, Amsterdam-Antwerpen 2016 (oorspr. Outline, Faber & Faber, London 2014).

Tien romeins genummerde hoofdstukken telt dit boek, dat net zo goed een verhalenbundel genoemd zou kunnen worden als een roman, afgaand op de Nederlandse titel: in ieder hoofdstuk trekt de (bijna volledig) anonieme vertelster (Faye) met woorden de omtrek, de contour, het silhouet van steeds een ander personage, maar steeds komt ze niet tot een volledig portret. Van Dale (E-N) geeft ook een andere vertaling van outline: schets, samenvatting, synopsis, en ook die is van toepassing op deze vertelling of reeks van vertellingen. Het enkelvoud van de Engelse titel biedt een belangrijke interpretatiemogelijkheid, die minder voor de hand ligt bij het meervoud van de Nederlandse: door al de verhalen over al die anderen schetst Faye indirect een onvolledig portret van zichzelf.

Je kunt ook zeggen dat die Nederlandse titel de schroomvallige vertelster nog beter in de anonimiteit houdt. Bij verder zoeken bleek me dat de Dikke Van Dale (N-N) 'contour' wel als lemma heeft en de betekenis 'omtrek, omtreklijn' geeft, maar geen gebruiksvoorbeeld ervan; wel een met 'de contouren'. Dus wellicht is de Nederlandse titel in de omgangstaal net zo rijk als de oorspronkelijke.

De rol van de vertelster is dubbelzinnig. Ze is narratologisch bezien de hoogste vertelinstantie, ze is in de verhaalwereld een schrijfster, en vertelt over haar reis – zonder ex en zonder kinderen – naar Athene, waar ze een schrijfcursus geeft en in aanraking komt met tal van mensen, ook in het vliegtuig al. Het is niet zo dat ze als een late Hildebrand in een nieuwe Camera Obscura vertelt wat haar overkwam; ze geeft slechts weer wat al die anderen aan haar vertellen over hun wederwaardigheden. Als ze indirect weergeeft wat een ander haar vertelt, dus zonder letterlijk te citeren, wekt dat op mij vaak de indruk of het niet in de indirecte rede is, maar in de zo geheten erlebte Rede. Dat zorgt ervoor dat Faye zelf nauwelijks in de kijker lijkt te komen. Dit eens te meer wanneer de ander op zijn of haar beurt weer vertelt wat haar of hem door weer een andere ander werd verteld. En dan is er, als een soort tegenbeweging, de overeenkomst die er te zien lijkt tussen de vertelster Faye met de schrijfster Cusk.

Het is precies deze structurele gelaagdheid van de vertelling, het steeds maar weer vertellen en weergeven van wat verteld is of zelfs van wat er verteld is dat er verteld is, en de onvolledigheid van al de portretten, plus de grote hoeveelheid van ingebedde vertellers en vertellingen waardoor het boek – klaarblijkelijk niet opgezet als vakantielectuur – me al snel behoorlijk begon te vervelen, mede doordat de personages niet uit de verf komen, schimmig en tijdelijk blijven, van geen belang lijken te zijn, geen van alle tot leven komen, laat staan interessant worden, ogenschijnlijk ook niet voor de vertelster.

Dat was een forse teleurstelling na de recente leeservaring van Second Place. Ook de hyperbolerige stijl droeg niet bij aan m'n vakantieleesvreugde. Het boek bevat genoeg materiaal voor dertien dozijn eindwerkstukken over het hele skala van intensiveerders die er sinds de jaren dertig van de vorige eeuw zijn onderscheiden door internationale taalbeheersers uit diverse stromingen.

Men raakt in dit boek niet ontroerd door herinneringen maar werd overmand door emotie; iets duurt niet een jaar, maar een jaar lang; men vergat niet iets, maar men wist niet meer precies; iets gebeurt niet 's avonds, maar het was tegen de avond geweest; en de vlammen kon je niet in Athene zien, maar in heel Athene; beelden gaan niet de wereld over, maar worden over de hele wereld herhaald; iets is niet een middel, maar zelfs een noodzakelijk middel; ruïnes zijn verlaten ruïnes; iemand voelt geen schaamte, maar niets dan schaamte, en dat niet zomaar, maar zo erg dat hij zowaar [...]; en tot slot van deze bloemlezing uit slechts twee kleine e-boekbladzijtjes is iemand niet verlegen, maar zo extreem verlegen en teruggetrokken dat zijn moeder besloot hem op dansles te doen, zodat hij wat meer zelfvertrouwen zou krijgen. Ik vergeet bijna nog te zeggen dat diezelfde jongen op de volgende bladzijde [n]iet alleen [...] te dik en onzeker [blijkt te zijn], hij was ook zo mensenschuw dat hij om onverklaarbare reden altijd onderuitging; nog een paginaatje verder staat er: En dus ging hij regelmatig onderuit, en hard ook, en spartelde dan vernederd tussen de wervelende voeten van de andere kinderen, als een aangespoelde walvis.

Daar komt bij dat de formulering zoals ik/ze/hij al zei maar liefst elf maal voorkomt en het bloedeloze een of andere 21 maal.

Gek genoeg heb ik het boek wel volledig ten einde toe uitgelezen.

woensdag 4 augustus 2021

Rachel Cusk, Second Place

Faber & Faber 2021. Paperback, gebrocheerd, 207 blz.

Nooit nog had ik een roman van Cusk gelezen. Maar nu wel. En het is een goede. Interessant en aangenaam. Wat niet voor de hand ligt, want dit boek is een monoloog, en je moet van goeden huize komen wil je mij aan een monoloog geboeid houden. QED.

Dat onderhoudende heeft vast te maken met de afwisseling tussen het relaas van de gebeurtenissen en de reflectie op diezelfde (en andere) gebeurtenissen, en met het gegeven dat de roman in medias res begint en de vertelster wel de moeite neemt om tussendoor de voorgeschiedenis uit de doeken te doen. En dat heeft misschien wel te maken met weer een ander, een eigenlijk heel vreemd structuuraspect: heel de roman is een monoloog die wordt afgestoken tegen een bij voortduring aangesproken persoon, Jeffers geheten.

De eerste zin van de roman begint zo: 'I once told you, Jeffers, about the time I met the devil on a train leaving Paris [...].' Dat de vertelster zich ervan bewust is dat ze zich tot Jeffers richt met haar relaas, is misschien in het voordeel van de lezer: ze is ter wille van Jeffers bereid tot uitleg, tot duidelijk formuleren.

Wie Jeffers is, hoe Jeffers en de vertelster zich tot elkaar verhouden, en of Jeffers überhaupt iets terugzegt, doet er kennelijk in genen dele toe. De monoloog eindigt met deze twee zinnen: 'True art means seeking to capture the unreal. Do you think so, Jeffers?' Ook dan komt er geen reactie. Er volgt alleen nog een brief van L aan M. En M is de vertelster, L is de kunstenaar die zij uitgenodigd heeft om tijdelijk zijn intrek te nemen in het gastenverblijf op haar erf, of beter: op het afgelegen erf, ergens aan een kust, van haar en haar man Tony. Dat is natuurlijk vragen om problemen, want M was nogal onder de indruk van het werk van L, ooit. Da's mooie stof voor een verhaal, eens te meer wanneer L uiteindelijk, na wat ge-ja en ge-nee, toch komt, en/maar dan een jonge vrouw meeneemt, Brett. Daar had M niet mee gerekend.

'One of the difficulties, Jeffers,' zo begint het derde (niet genummerde of betitelde) hoofdstuk, 'in telling what happened is that the telling comes after the fact.' Jeffers is als een spiegel voor de vertellende M, en is  mogelijk tevens de verpersoonlijking van de lezer. Daarmee stijgt de graad van complexiteit van deze roman, die toch al niet gering is, afgaande op een notie achterin het boek. Daar verklapt Cusk dat de roman is gebaseerd op Lorenzo in Taos, 'Mabel Dodge Luhan's 1932 memoir of the time D.H. Lawrence came to stay with her in Taos, New Mexico.'

Leve de digitalisering (Archives.org, in dit geval): het voorwoord van Lorenzo in Taos is een brief van Mabel Dodge Luhan aan de dichter Robinson Jeffers; en het eerste onderdeel van het boek begint aldus: 'You know, Jeffers, after I met you, I felt that you and Lawrence ought to know each other [...].' Daarmee blijken de aanduidingen M en L niet geheel willekeurig te zijn. Lorenzo in Taos is opgedragen aan onder anderen Tony, de echtgenoot van Luhan; en zo heet ook de (tweede) echtgenoot van M.

Dit klinkt een beetje als opzichtige, academische roman-dikdoenerij, iets in de orde van 'hoe gelaagder, hoe geslaagder'. En het gegeven dat dat M, net als Cusk, schrijfster is, doet daar nog eens een schepje bovenop, net zoals het gegeven dat veel van de gesprekken in de roman gaan over kunst en de waarde of betekenis van kunst, terwijl de roman zelf daar evident ook over gaat. Daarnaast gaat die over liefde, autonomie, er-zijn en zelf-zijn. Maar er zit ook zo veel 'omgeving' in de roman en zo veel ontvouwing van persoonlijke geschiedenissen dat het geheel een grote indruk van concreetheid en authenticiteit wekt. Maar het is geen plat realisme. In tegendeel: de roman handelt (mede) over de eigenschap van kunst om dat wat (er) niet is, naar voren te halen, te presenteren; de titel is niet voor niet voor meer dan een uitleg vatbaar. Het is een onderwerp dat C.O. Jellema in zijn werk ook probeerde te vangen en waarvoor hij het begrip 'tweede werkelijkheid' gemunt heeft, bijvoorbeeld in zijn debuut Klein gloria (1961): 'Van dingen spreek ik in de tweede werkelijkheid, / dat is de buigzame herinnering; / beleven is te snel zelfs voor verwondering: / een voetstap klinkt als men hem niet meer hoort...'

Ach, laat ik ter aanvulling eens een flaptekst citeren: 'Second Place is a fable of female fate and male privilege, and a story of unfathomable attractions. Modern and timeless, it reminds us of art's seduction and elemental power – to both save and destroy.'

Het boek staat inmiddels op de longlist van de Booker Prize.

Julie Zeh, Corpus Delicti

Ein Prozess. (2009) 24. Auflage btb 2010. Taschenbuch, 264 blz. 

Het is wel raar om een dystopische, futuristische, politieke ideeënroman te lezen die al meer dan tien jaar geleden is geschreven en een verhaal vertelt over een toekomst die inmiddels nog maar ongeveer dertig jaar van ons verwijderd is (in plaats van veertig) terwijl we al in een situatie zitten die volgens sommigen angstaanjagend veel gelijkenis vertoont met dat onzalige fictionele uitzicht.

Deze roman speelt zich af in een totalitaire staat die gebaseerd is op het boek Gesundheit als Prinzip staatlicher Legitimation van de journalist Heinrich Kramer. Iedereen, zo is de staatsrechtelijke link, wil van nature gezond zijn, dus is het niet gek een staat zo in te richten dat ieders gezondheid er zo wel mogelijk bij vaart. Wel vervelend dat die gezondheid geheel fysisch wordt gedefinieerd, maar dit ter zijde.

Het niet met name genoemde land waar het verhaal zich afspeelt en dat in het begin kort maar krachtig als irreëel maar mogelijk wordt neergezet, kent een rigoreus doordacht en spijkerhard gehandhaafd totalitair regime, dat aangeduid wordt als de METHODE. Het is, door de taal waarin het boek is geschreven en op basis van een beetje historisch besef niet moeilijk om aan Duitsland te denken, zij het heel Duitsland in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw, zij het vooral Oost-Duitsland dat daarna ontstond. Het is ook niet moeilijk om te denken aan George Orwells 1984 en z'n Big Brother. Er zijn veel meer associaties mogelijk, maar die betreffen dan romans die ik niet gelezen heb. Bint van Bordewijk ligt iets minder voor de hand omdat at alleen maar over het schoolsysteem gaat, niet over de gehele maatschappij; maar afgezien daarvan zijn ook daaarvan de overeenkomsten met het genre in z'n algemeenheid treffend.

Anders dan in het geval van Bint en 1984 is zowel de auteur als ook de hoofdpersoon van Corpus Delicti een vrouw. De heldin, biologe Mia Holl, aanvankelijke onderhorige aan en volgelinge van de METHODE, brengt het hele stelsel ogenschijnlijk aan het wankelen. Opmerkelijk is dat al haar tegenspelers mannen zijn, afgezien van een van de rechters die zij tegenover zich vindt, maar deze Sophie kan Mia uiteindelijk niet aan en wordt vervangen (door een zestigjarige mannelijke collega). Opmerkelijk is ook dat deze Sophie alleen bij haar voornaam genoemd wordt, anders dan de andere gerechtsdienaren. Niet alleen heeft Mia alleen mannen tegenover zich, ook haar voorbeeld en motivatie om zich af uiteindelijk volledig te wenden van de METHODE, is een man, haar jongere, romantisch geïnspireerde broer Moritz, een eigenzinnige vrijdenker, zozeer dat hij zich ook niet wil verbinden met de in principe congeniale revolutionair-activistische beweging R.a.K. (Recht auf Krankheit).

De roman begint (en eindigt) met de rechtszaak die is aangespannen tegen Mia, dus nadat alles al gebeurd is. Mia's misdrijf heet 'Vernachlässigung der Meldepflichten' en bestaat uit de volgende misdragingen:

Schlafbericht und Ernährungsbericht wurden im laufenden Monat nicht eingereicht. Plötzlicher Einbruch im sportlichen Leistungsprofil. Häusliche Blutdruckmessung und Urintest nicht durchgeführt.

In gewoon Nederlands: ze was totaal van slag doordat haar valselijk van verkrachting en moord beschuldigde broer in de gevangenis zelfmoord heeft gepleegd. Dit persoonlijke lotgeval maakt deze ideeënroman uiterst warmbloedig, nog afgezien van het ferme karakter van Mia, de ondoorgrondelijke menselijkheid van staatsideoloog Kramer, met wie Mia op bijzondere wijze in verbinding raakt en met wie ze interessante discussies voert. En ook de schaamteloos auctoriale vertelinstantie en de messcherpe stijl van Zeh dragen de hoge kwaliteit van deze roman.

Het is een zeer rijke geschiedenis met vele verwikkelingen en ook veel humor en drama, maar het ernstigste punt is wel dat alles enerzijds evident fictioneel is en anderzijds ongekend veel raakpunten heeft met de of zelfs onze, huidige samenleving en de conflicten die daarin spelen. De coronamaatregelen lijken wel uitgevonden voor de maatschappelijke toetsing van deze roman. Meer in het bijzonder het probleem van de vaccinatie die net nog niet verplicht is, sluit aan bij wat in de roman is uitvergroot tot een staatsideologie. Kortom: het probleem van individuele vrijheid en algemeen belang, daar komt het op neer. Maar deze casus is veel interessanter dan alleen maar dat probleem. Dat heeft alles te maken met de vaardigheid en creativiteit waarmee Zeh deze roman heeft opgezet en uitgewerkt.