woensdag 6 januari 2021

Mariana Leky, Erste Hilfe

Roman. (2004) 5. Aufl. DuMont Buchverlag, Köln 2020.

Dit is zo'n boek waarin op pagina 76 staat:

Matilda nimmt ihre Mütze ab und streicht sich durch die Haare. Sylvester und ich streichen uns auch durch die Haare.

En op pagina 78 staat dan:

Matilda fährt sich wieder durch die Haare. Sylvester und ich fahren uns auch wieder durch die Haare.

Een boek dus waarin alles wordt genoemd, niet of nauwelijks wordt beschrevenen; steeds opnieuw, ook als het niets bijzonders betreft, maar ja, het gebeurt nu eenmaal meer dan eens, dus wordt het meer dan eens genoemd.

De citaten komen uit een scène bij een psychiater van wie meer dan eens wordt gezegd dat hij op de groene onderlegger op zijn bureaublad kijkt; wat beduidt dat hij zijn cliënt Matilda niet aankijkt; maar iets duiden of beduiden is er niet bij in deze roman. Alles wordt genoteerd.

Op pagina 81 staat dit stukje dialoog van de ik-figuur en haar moeder:

"Diazepame stellen dich ruhig", sagt meine Mutter, "du kannst mit einem Flugzeug abstürzen und zwei minuten später einen brillanten Vortrag halten, wenn du das einwirfst.  

"Vorausgesetzt, du lebst noch", sage ich.

"Das immer vorausgesetzt"', sagt meine Mutter und gähnt.

"Kommst du zu Weinachten?", fragt sie. "Leider nicht", sage ich. "Schade", sagt sie. "Ja"', sage ich.

De gortdroge toon van de dialoog en de erin verstopte dito humor, alsmede de datering rond Kerst en de thematiek van angst en van verlangen naar liefde doen me denken aan De avonden. Maar we hebben het hier wel over een heel andere generatie, aangezien Leky in 1973 geboren is en haar romandebuut uit 2004 stamt, 50 respectievelijk 57 later dan Reve en diens debuutroman; de stijl is veel en veel schraler dan die van Reve, sowieso. De schijn van een nietsontziende zinledigheid is weer een overeenkomst.

De ik-verteller van deze roman krijgt nergens een naam (stel ik, terwijl ik nog maar tot pagina 81 ben gevorderd met lezen) (maar inderdaad, kan ik nu constateren: ze heeft geen naam, nooit); ze  leeft samen met Sylvester, met wie ze eerder wel een relatie heeft gehad, en Matilda, die nooit ergens anders slaapt maar nu heeft gevraagd of ze bij hen mag slapen; en ze gaat er niet meer weg; integendeel: ze durft de straat niet meer over, uit angst dat de gekte haar overvalt maar zolang je daar nog bang voor bent, ben je nog niet gek, hoewel het gek is om bang te zijn dat de gekte je overvalt terwijl er niets bedreigends, laat staan iets geks, te ontwaren is. Ierse wolfshond Januar komt met haar mee.

De elf hoofdstukken zijn genummerd van "Erstes" tot en met "Letztes Kapitel" en hebben daarnaast alle zo'n superkort, typografiesch gemarkeerd, inleidend résuméetje dat ik althans met negentiende-eeuwse avonturenromans associeer, bijvoorbeeld: 

Erstes Kapitel

in dem Matilda lieber nicht bleiben möchte. Es wird erklärt, warum Sylvester fast jede Nacht auf den Haaren der Erzählerin liegt.

Van avonturen is evenwel, noteer ik wellicht ten overvloede, nauwelijks sprake, behalve wanneer Matilda met gedragstherapie in de weer is.

De vertellende ik-figuur, die als vertelster theoretisch bezien extradiëgetisch is, wordt in die inleiding aangeduid als de "Erzählerin". Deze aanduiding moet afkomstig zijn van een weer boven haar te rangschikken meta- of extra-extradiëgetische vertelinstantie die, anders dan de verstelster die ook een personage is, onpersoonlijk blijft, zich niet kenbaar maakt met "ich". Een leuk narratologisch kerstkluifje, waar ik tot vlak voor Driekoningen van heb genoten.