donderdag 30 mei 2013

Robert Anker, Nieuwe veters

Verzamelde gedichten 1979-2006. Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam-Antwerpen 2008. Gebonden, met stofomslag. 408 blz., inclusief inhoudsopgave, aantekeningen, verantwoording en register op titels van gedichten en beginregels.

In principe, beter: door omstandigheden gedwongen, koop ik geen papieren boeken meer. Ze passen er niet meer bij. Alle boekenplanken in huis zijn bezet en overbezet (sommige oeuvres staan voor de helft regulier op de plank; de andere helft staat erachter, op de tweede rij). En als ik er dan soms toch nog één koop, moet er een ander voor wijken. Weg. Verdwijn, met pijn in het hart. Het huis uit, via digitale tweedehandshandel of - oh gruwel, maar soms is het niet te vermijden - oudpapierbak.

Afgelopen zaterdag zag ik in de kelder van De Slegte opeens dat mooie witte boek staan, Nieuwe veters, Robert Ankers verzamelde gedichten uit de periode 1979-2006. Lastige dichter: er was al een bundel met die titel, en in die bundel staat een gedicht met ook die titel, waarvan de dichter eens gezegd heeft dat het niet het titelgedicht is, als in: het thema-aanduidende, belangrijkste gedicht. En waarom die 27 jaar? Ah, oh, nee: de dichter werd toen 60. Ik heb alle bundels van Anker al, in eerste druk; ook de bundels die na 2006 verschenen. Anker is een van de weinige dichters van wie ik alles hebben wil, van wie ik alles lees, en van wie ik alles meerdere malen al las. Dit boek is een (vrijwel ongewijzigde) heruitgave van al die bundels tot en met 2006. Niets nieuws. Voor mij volkomen overbodig.

Toch gekocht. Zo'n mooi boek. Voor maar een tientje. En moet je zien: het omslag onder het kaft is prachtig paarsachtig blauw, met de naam van de dichter en de titel in blinddruk.

En sla je het omslag open, dan blijkt het bindwerk heel apart te zijn, met bindgaren in hetzelfde blauw als dat omslag. In het midden van elk van de dertien katernen lacht je dat blauwe garen weer tegemoet. En: het boek heeft een leeslint, ook blauw. Het is - terzijde opgemerkt - eenzelfde blauw als van het - losse - leeslint in Staphorst van Koos Geerds.

Nu moeten dus wel die losse bundels uit de kast. Maar ik doe ze niet weg. Deed ik ook niet met de losse bundels van Jellema en Van Eyck. Ze gaan naar boven, naar zolder, bij of in de studeerkamer. Daar is weliswaar evenmin plaats maar dat is een probleem dat opgelost moet worden, dat zich misschien wel (van)zelf oplost. Goede manieren staat trouwens al boven, op de eliteplank, de plank met epische poëzie. Dat gaat nog een heel gevecht om ruimte worden hier boven. Planknijd, ik voel het nu al zinderen.

Inmiddels las ik Waar ik nog ben weer. Stille poëzie met veel wit en poëticale symboliek ('Het potlood geeft contour aan / wat de radar nog niet ziet'). Een olijk, maar niet typerend citaat, het envoi van het laatste gedicht van de deels nostalgische afdeling 'Hout':

Hemelse prins, uw laatste zuidwester
doorstonden we glansrijk in polyester.
'k Lees inmiddels verder en verder. Kijk:

En verder en las weer 'Nieuwe veters' uit Nieuwe veters (1987) in deze Nieuwe veters (p. 141). Morgen Goede manieren. Het is echt lezen voor de lol, lezen om de lezenslust, en ook een lezen dat het gemoed verontrust, aan het wankelen brengt. Het is veel meer een verstaan dan een begrijpen dat er plaatsvindt. En ook een dubbele nostalgie, omdat er, naast dat gecombineerde heimwee en verder-willen, dat dorpsurbane uit de gedichten ('De bladeren in je hoofd zal je bedoelen'), het herkennen is van de al zo vaak in het verleden gelezen gedichten.

In mijn hoofd, bij mijn maag, hoor ik rinkelen. Een schip.
Vaart me één nacht ijs aan scherven, geen licht, geen mens aan dek.
En al dat water tussen mij waarin ik schots en schommel.
En ik zou wel meer willen citeren, maar beter is als iedereen de gedichten geheel en alle leest.

'Zit ze voor hem op de stang, zijn haar krullen koers genoeg.'

Nog een derde laag nostalgie is er doordat Anker vaak ook refereert aan eigen werk, we kunnen dit waarschijnlijk intratextuele thematiek noemen (inclusief kruisverwijzingen tussen poëzie en proza), en ook citaten uit allerhande werk van anderen door zijn teksten weeft: 'We zitten in de trein, zij en ik. / Vreemd en thuis, ontwaakt in een coupé.'

En ook zo mooi: dat onvolledige, het gestamelde, het schetsende van deze gedichten, die met enkele streken een wereld oproepen en weer laten verdwijnen ook om er een volgende voor in de plaats of naast te zetten. De ballade van de lege man, steeds opnieuw ingevuld, trachtender-, tastenderwijze. Met potlood geschreven, stel ik me voor.

Voor de volledigheid dit post-post scriptum d.d. 6 juni 2013: ten einde toe gelezen. Heerlijk, en ik accepteer zelfs dat scheutje abba-weemoed in 'Heimwee naar de dag voordat jij kwam.' Ware ik die ik was en had ik tijd, dan zou ik nu doorlezen in de na 2006 verschenen bundels: gemraad slasser d.d.t. en In het westen, de laatste trans. Maar die laatste las ik laatst al her. En tot genoegen. Oh ja, dat was voor het mini-college over 'Lèpugikuh' tijdens de nacht van de poëzie.