maandag 18 mei 2020

Maxim Februari, De maakbare man

Notities over transseksualiteit. 3e dr. Prometheus, Amsterdam, 2013. Paperback,  128 bladzijden. Oorspr. 2013.

Vorige week ben ik voor het eerst sinds de afkondiging van de Corona-toestand weer eens over de drempel van een boekhandel gestapt. Wat een weldaad. Lekker langs al dat drukwerk slenteren, beetje koekeloeren, beetje bladeren, beetje lezen, boek terugleggen, heerlijk ("...shit, zo wel weer m'n handen wassen...") en almaar denken aan wat er nog op de plank ligt thuis, en virtueel in de e-lezer, wat er nog gelezen 'moet' voordat er ook weer wat mag... eeuwig dilemma... En opeens: een boekje van Februari dat ik nog niet las.

Ik had net een heel dik boek gelezen dat wel interessant is, maar ernstig lijdt aan een gebrek aan betoogkracht, visie, humor, eruditie en stijl; een boek, kortom, dat geen enkele  van de bundel eigenschappen heeft, die al de teksten van Februari (essays, romans, columns, interviews) zo ver boven het literair-culturele maaiveld doet uitsteken. Welnu: De maakbare man is een klassieke Februari.

Het bestaan van het boekje was me bekend, maar ik was er eerlijk gezegd schoorvoetend omheen gelopen omdat de teksten van Februari me dierbaar zijn en ik het bijzonder waardeer dat hij zich altijd onttrok aan het gebruikelijke schrijversspektakel, dat onvermijdelijk een overdreven en vaak ook overbodige aandacht voor de persoon van de schrijver meebrengt, ten koste van die voor de inhoud van het werk. Februari's optreden in DWDD naar aanleiding van het verschijnen van dit boek was aan me voorbijgegaan doordat ik televisie het medium bij uitstek vind dat op een verkeerde manier met boeken en schrijvers omgaat (uitzonderlijke programma's daargelaten). Ik kijk geen tv meer.

Een uitzondering maakte ik afgelopen zomer voor Zomergasten, althans voor de uitzending met Hannah Bervoets en die met Februari, die ik terugzag via internet. Februari vond ik in dat programma gelukkig sprekend lijken op de implied author annex implied philosopher die ik tijdens het lezen van zijn werk steeds op mijn geestesnetvlies krijg. Iemand met een heldere, rustige betoogtrant, een afgewogen, genuanceerde visie op kwesties van bovenpersoonlijk belang, goedgeïnformeerd, uitstekend formulerend en rijk aan subtiele humor.

De maakbare man, hoezeer ook geworteld in een persoonlijk lotgeval, past, zoals ik al aangaf, naadloos in dit beeld. Op intelligente wijze bespreekt Februari transseksualiteit als een maatschappelijk en socio-cultureel onderwerp en ontwart de terminologische (spraak)verwarring die eromheen is ontstaan, waardoor zijn hier verzamelde notities een grotere reikwijdte krijgen dan de ondertitel van het boekje doet vermoeden. Het gaat, vaak prikkelend humoristisch, subtiel schakelend van serieus en ernstig naar sprankeltjes superieure lichtvoetigheid, onder meer over wederzijds begrip, beschaving, rechten, fatsoen.

zondag 17 mei 2020

Kate Kirkpatrick, Simone de Beauvoir; een leven

Ten Have, Utrecht 2020. Vert. door Karl van Klaveren Indra Nahoe en Michel Meynen. Oorspronkelijke uitgave: Becoming Beauvoir; A Life.

Het is een mooi boek, maar/en omdat uitgeverij Ten Have het belangrijk vindt 'om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan' (blijkens het colofon), en ik in vrijheid kon kiezen, heb ik de digitale versie gekocht en gelezen (waarmee tegelijk het belang van mijn portemonnaie gediend was).

Du moment ik hoorde van het bestaan van deze biografie, was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Beauvoir had in mijn hoofd mythische proporties aangenomen, hoewel ik me alleen herinner van heel haar oeuvre de Nederlandse vertaling van Le deuxième sexe gelezen te hebben; dat was in een tijd en een omgeving waarin iedereen dat boek las. Beauvoir leefde toen nog, denk ik. Of die vertaling compleet en integraal was, weet ik niet meer. Ik schrok toen ik in deze biografie las dat het origineel uit twee delen en meer dan duizend bladzijden bestaat. Maar de catalogus van de KB vertelt me dat Bijleveld, na de eerste, tweedelige druk uit 1965 en 1968, een 'complete' een-delige pocketuitgave van dik 830 bladzijden op de wereld heeft gezet; en die las ik, die rode baksteen. In de tijd van de tuinbroeken moet dat geweest zijn. De mythe leefde  evenwel voort en al een tijd staat Malentendu à Mouscou in de e-lezer op aandacht te wachten, de pas zes jaar na haar dood gepubliceerde novelle.

Misschien leefde Sartre ook nog wel toen ik De tweede sekse las, om maar eens een thema aan te snijden waar deze biografie van doortrokken is - de onverbrekelijke eenheid van deze twee filosofen die elk voor zich hun vrijheid en autonomie welhaast opeisten, hoewel ze er al van doordrongen waren dat er ook op dat terrein niks te eisen viel, omdat ze ertoe veroordeeld waren. Desniettegenstaande werden ze door de anderen vooral als stel gezien, en wat veel erger is: vooral Beauvoir werd gezien als partner, leerling, volgeling, profeet, satelliet etcetera van JPS, niet andersom.

Kirkpatrick heeft het op zich genomen om een kleine duizend bladzijden lang te hameren op het aambeeld van Beauvoirs autonomie, zelfstandigheid en oorspronkelijkheid. Het is misschien tekenend voor het leven en de reputatie van Beauvoir dat haar biografe dit onderwerp niet in een enkel hoofdstuk heeft weten samen te ballen om er daarna eens en vooral vanaf te zijn en zo de ruimte veroverd te hebben om inderdaad over alleen Simone de Beauvoirs leven en werken te schrijven, al dan niet in conjugatie met het leven en denken van Sartre waar het onvermijdelijk is; want hun samenleven en samendenken is de facto domweg niet te omzeilen of te ontkennen. 

Prachtig vind ik Beauvoirs typering van Sarte als 'l'ami incomparable de ma pensée', de onvergelijkbare vriend van mijn denken. Wat en wie zij ook nog meer deelden, al dan niet bij tijd en wijle, dat samenwerken en -leven in denken stond voorop en bovenaan. Ook van de kant Sartre, die geen letter publiceerde voordat 'Castor' zijn werk gelezen en met hem besproken had.

Leerzaam vond ik het om te vernemen dat Beauvoir lang niet altijd even duidelijk en eerlijk was over die relatie met Sartre, zo min als over talloze andere relaties die zij aanging. Kirkpatrick heeft er heel wat moeite mee om de verschillen uit te leggen tussen tussen wat 'men' hierover schreef en wat Beauvoir er zelf over noteerde in dagboeken, brieven, memoires en autobiografische teksten; daarbij besteedt ze ook aandacht aan het diachronische perspectief, want het is wel duidelijk dat Beauvoir niet altijd hetzelfde zei of dacht over een onderwerp. Dat past dan weer in haar door existentialistische premissen gedomineerde denken.

Centraal in haar filosofie staat in mijn optiek een algemene these waarvan ze een specifieke vorm formuleerde in Le deuxieme sexe formuleerde: 'On naît pas femme, on le devient'. Daarbij is het goed te bedenken dat het  om een voortdurend, nooit afgerond proces gaat. Voeg daar weer bij de existentialistische notie van de contingente aard van het menselijk bestaan, en je kunt denken dat een en ander Kirkpatrick er misschien toe gebracht heeft weinig aandacht te schenken aan het schetsen van een duidelijke lijn in het leven van Beauvoir, aan het vertellen van een levensverhaal, met een rode draad, een centraal narratief (anders dan: wat men over haar dacht, klopte niet).

Het boek gaat schokkend en hortend en stotend van de ene periode naar de andere. Pas achteraf vertelt de biografe dat iets ook al eerder het geval was (vooral als het gaat over ideeën waarvan de critici vonden dat Sartre er de bedenker van was) of ze geeft op onverwachte momenten een kijkje in de contemporaine ontwikkelingen elders zonder een helder verband met het leven van Beauvoir te leggen, zoals ze ze soms ook een waslijst van boeken geeft die Beauvoir in een jaar had gelezen, zonder er ook maar één voor een nadere verkenning uit te lichten.

Het boek wekt daardoor bij mij de indruk van een betrekkelijk onsamenhangende opsomming van faits divers. En hoewel dat een passende vorm lijkt voor een beschrijving van een bestaan in den blinde, is het in mijn optiek een biografische zwakte, vooral omdat nergens blijkt dat deze structuur van los zand (bijeengehouden door weinig meer dan chronologische voortgang) een welbewuste opzet is. Een coherent levensverhaal is misschien niet per se belangrijker dan het leven zelf, zoals Maxim Februari noteerde in zijn NRC-column van dinsdag 12 mei jongstleden; maar ik denk dat dat vooral geldt voor het leven dat geleefd wordt, minder voor een leven dat je moet beschrijven. De mooie Engelse titel, Becoming Beauvoir, suggereert wel een dergelijke lijn. Ze is in de vertaling helaas gesneuveld. Terecht, wellicht.