zondag 20 november 2016

Vlam in die sneeu

Die liefdesbriewe van André P. Brink & Ingrid Jonker. Bezorgd door Francis Galloway. E-boek. Umuzi, Kaapstad 2015.

Niet goed van dit boek is allereerst het omslag (zie daarover twee postjes In den vroolijken hermeneut) en tot slot de ondertitel.

Om met het laatste te beginnen: dit boek, waarvan ik weer eens niet weet hoe omvangrijk het is in het 'echt', op papier, is de uitgave van de volledige corrspondentie van Brink en Jonker, voorzover de documenten of de doorslagen en andere kopieën overgeleverd zijn; maar dat spreekt voor zich (wat er niet is, kan je niet uitgeven). En het is duidelijk dat niet alle documenten bewaard zijn gebleven: er zitten gaten in de correspondentie, ook al zijn er ook telegrammen in opgenomen.

Maar de aanduiding 'liefdesbriewe' lijkt me een ferme knieval voor de sensatiebeluste lezer. Het gaat hier nogmaals om de briefwisseling tussen een dichteres en een schrijver/letterkundige, die elkaar (zij 29, hij 27 jaar oud) in Kaapstad ontmoetten op 18 april 1963, waar zij op bezoek waren bij Jan Rabie en Majorie Wallace. Jonker woonde ook in Kaapstad, met haar dochtertje en met, of in de buurt van, een geliefde; Brink woonde hemelsbreed 756 kilometer verderop naar het oosten in Zuid-Afrika, met zijn vrouw en hun zoontje, in Grahamstad. En in de tijden ver voor internet, en in een situatie waarin het niet makkelijk was om ongedwongen telefonisch contact te hebben (nog afgezien van de kosten die dat meebracht voor deze voortdurend armlastige literatoren), schreven mensen elkaar brieven, over hoe het met hen ging, over literatuur in het algemeen en over hun eigen literatuur in het bijzonder, over het weer, over hun kinderen, over de apartheid, over de steeds maar dreigende en erger wordende censuur in hun land, over wel of niet uitgegeven worden, over literaire tijdschriften, over wel of niet een prijs winnen bijvoorbeeld. Over van alles en nog wat. Zoals dat gaat in een briefwisseling.

Maar inderdaad, zoals in de inleiding van het boek staat met betrekking tot bezoek aan Kaapstad door Brink in april '63:  'In die twee dae voordat hy moes terugkeer na Grahamstad, het hulle halsoverkop verlief geraak.' Het onderwerp, het thema 'liefde' is sterk vertegenwoordigd in deze brieven. Heel sterk. Heel hartstochtelijk, en heel fysiek, en heel wanhopig, en uiteindelijk ook fataal voor Jonker, die, voor die ontmoeting met Brink al opgenomen was geweest in een psychiatrische inrichting.

De inleiding tot de brievenuitgave, 'Veroordelende blou woorden op papier', is geschreven door Willie Burger van de Universiteit van Pretoria. Hij weet goed duidelijk te maken dat deze correspondentie niet alleen Liefdes perikelen, maar ook steeds andere onderwerpen aansnijdt, en die weet hij goed aan te duiden. Nochtans vond ik het gemakkelijk om langs die 'andere' onderwerpen heen te lezen en werd mijn aandacht steeds maar weer naar dat zinderende liefdesverhaal gezogen. Dat komt doordat de brieven in het geheel niet geannoteerd zijn. Dat maakt secuur en volledig begrijpend lezen tot een behoorlijke kluif voor iemand die, zoals ik, alles behalve goed op de hoogte is van zowel de Zuid-Afrikaanse geschiedenis als van de Zuid-Afrikaanse literaire wereld van de tweede helft van de vorige eeuw (de gedichten van Jonkman heb ik in huis, van Brink las ik nog geen letter; verder wat hapsnap, Krog maar vooral ouder werk, en Die wit in die poesie, zonder goed besef van 'posities').

Ook de dieptepunten in de persoonlijke relatie tussen Jonker en Brink komen niet heel expliciet  naar voren, om- en doordat die meestal plaatsvonden als ze elkaar in vivo ontmoetten; en dan, tja, vanzelfsprekend, dan schreven ze elkaar geen brieven. Maar precies dat, in combinatie met het ontbreken van geleerd, duidend commentaar, maakt de lectuur van deze correspondentie zo intrigerend en tot een literaire ervaring. Het lijkt me dan ook niet overdreven, zoals Burger suggereert, dat het boek ook goed is te zien als een briefroman, met alle genreconventies die daarbij horen: verloren gegane brieven, brieven die elkaar kruisen, het ontbreken van andere correspondentiebronnen (de bandopnames die ze elkaar sturen, en waar ze wel over schrijven bijvoorbeeld). Het abrupte begin en het dito eind dragen er het nodige aan bij.

En daarmee ben ik toch weer terug bij wat ik elders over het omslag scheef. Jonker lijkt hier enigszins gebruikt te worden, haar naam, haar faam, en haar foto op het omslag van de Afrikaanse uitgave. Dit eens te meer omdat de correspondentie begint met een brief van Brink, daarna vooral zijn kant van de correspondentie weergeeft (omdat die nu eenmaal beter is geconserveerd en toegankelijk is, want de brieven en kopieën komen uit zijn nalatenschap). Naar het slot van de correspondentie (en de relatie) overweegt opmerkelijk genoeg Jonkers - steeds wanhopiger - bijdrage, maar de laatst brief is van Brink en die is desastreus: hij schrijft op 27 april 1965, nota bene na eerst doodleuk Eliot aangehaald te hebben - April is the cruellest month - dat hij een nieuwe geliefde heeft: 'Ja. Ek was toe by haar. En ons het saam geslaap.' Het slot van dit drama is bekend maar blijft uiteraard onbeschreven in de brieven.