woensdag 27 februari 2019

Sally Rooney, Normal People

Ebook edition. Faber & Faber, London 2018.

Weer zo'n boek dat door recensies opviel. En vervolgens in de poll van de leesclub kwam en geselecteerd werd.

Wonderlijk aangename leeservaring, terwijl deze roman eigenlijk niet voldoet aan wat ik doorgaans van dit genre verwacht of eis: taalrijkdom. Qua taal vind ik het een uitzonderlijk oninteressant boek. Er staat geen zin in die ik in stille bewondering herlas alleen maar om de formulering. Eerder het tegendeel, zoals: 
He writes these things down, long run-on sentences with too many dependent clauses, sometimes connected with breathless semicolons, as if he wants to recreate a precise copy of Marianne in print [...].
Bij de laatste twee woorden stort de hele zin in elkaar onder mijn lezend oog. En er blijft weinig meer van over als je bedenkt dat er een erg dom vrouwbeeld in gereproduceerd wordt, dat ook nog eens niet aansluit bij wat de roman verder over Marianne vertelt.

Maar een groter probleem is dat dit boek zo enorm fel-realistisch (bedoeld) is, of meer nog 'filmisch', dus nep-realistisch, alsof hele scènes zijn overgeschreven van het witte doek, of van een zwart-wit televisiescherm; het is voortdurend heel sit- en komkommerig. Zoals wanneer er staat: 
Connell says nothing then. He just kneads the steering wheel with his hands.
Dat stuur wordt hierna nog vijf keer bepoteld (expliciet met de handen, wel te verstaan, stel je voor) als een situatie Connell emotioneel te machtig wordt - en als een voldragen stereotype kan híj wel rijden, zìj kennelijk niet; het kneden, bekloppen, knijpen, betokkelen en klam omklemmen van het stuurwiel is slechts hem gegund. Haar worden andere beelden toebedeeld, zoals:
She feels like a soft cloth that is wrung out and dripping.
En terwijl de focalisatie alle kanten op en uit en weer terug schiet - wat echt een aangenaam aspect is van deze roman, dat de aandacht van deze lezer steeds weer prikkelt - staat er soms zoiets als dit:
But now she has a new life, of which this is the first moment, and even after many years have passed she will still think: Yes, that was it, the beginning of my life.
Of je in een aftandse, op opdikkend en ezelsorig esparto-papier gedrukte kasteelroman verzeild bent geraakt. Net zoals wanneer een verhit gemoed als volgt wordt gerepresenteerd:
Alan's face takes on a wild expression of fury, with the whites of his eyes showing all around.
Deze Alan is ook tot het volgende in staat: hij 'bites down on the knuckle of his index finger.' De Kameleon meets Harry Potter. Maar een heel enkele keer staat er op zinsniveau iets interessants, mijns inziens:
If anything, his personality seemed like something external to himself, managed by the opinions of others, rather than anything he individually did or produced.
Maar ook dat is minder een mooie zin dan een sterk inzicht, passend bij een personage in een coming of age-roman; want dat is dit wel, denk ik, bijna een high school-roman, vol cijferstress, sigaretten, dronkenschap, vechtpartijen, studiekeuzegezeik, bindings- en verlatingsansgt, verstoorde zelfbeelden, liefderijke en vuige seks en lastige of juist argeloze of schijnbaar argeloze ouders; noem het maar op.

Bijzonder vind ik, naast de constructie van een voortdurend voortschrijdend verhaal dat is doortrokken van terugblikken vanuit allerlei perspectieven, dat het hele gebeuren zich afspeelt in Ierland, deels aan de westkust, deels in Dublin (eet je hart uit, Joyce). Maar het bijzonderst en aantrekkelijkst is dat de relatie tussen Marianne en Connell, die zielkervend getekend is door klasse- en persoonlijkheidsverschillen en door langzamerhand duidelijker wordende persoonlijke problemen, zo enorm intens gevolgd wordt in al zijn hoogte- en dieptepunten, al de onwaarschijnlijke gebeurlijkheden en onverwachtheden en irrationaliteiten en weemoedigheden des normalen levens die des avonds en op andere ongelegen momenten komen en die niemand kan verklaren. Het is een kalverachtig schokkerige en tegelijk zinderende love story van jewelste, een juweel van een liefdesgeschiedenis.

De vertelling duurt alleen wat lang, en het eind is geen echt eind; het verhaal had nog veel langer, maar ook veel korter gekund, met wat meer kunstgrepen. Het emmert maar door, net als het leven zelf.

zondag 13 januari 2019

Nathalie Heinich, Ce que n'est pas l'identité

Gallimard - le débat, z.p. 2018 (édition électronique).

De titel vind ik een pracht van een lokker, want bij identiteit denk ik in allereerste instantie aan iets wat juist is. Het boekje is een prachtige, korte, heel heldere uiteenzetting in zeven hoofdstukken van wat 'identiteit' niet is, gevolgd door een voorzichtige, abstracte omschrijving van wat het wel is; en die omschrijving, dat kan je op de vingers van één hand uittellen, is niet simplistisch.

De zeven negaties (hoofdstuktitels) zijn achtereenvolgens:

L'identité n'est pas une notion de droite (ni de gauche, d'ailleurs)
L'identité n'est ni une réalité objective ni une illusion
L'identité ne se réduit pas à l'identité nationale
L'identité n'est réductible ni à l'assimilation ni à la différenciation
L'identité n'est pas unidimensionnelle (ni même bidimensionnelle)
Il n'y a pas de sentiment d'identité sans crise d'identité
Les troubles identitaires ne sont pas incurables.

Een interview van Bas Heije met Heinich maakte me attent op dit essay. Dat interview is ook al informatief en monter. Dit boekje, dat ik vast na één keer lezen nog niet geheel doorgrond heb, is echt een wonder van helderheid; Heinich heeft een heel lucide betoogtrant, terwijl ze toch bijna geen mogelijkheid voor een nuancerende bijzin ongebruikt laat. Ze voert de lezer heel rustig en docerend mee langs de - als ik dat zo mag zeggen - veelkantige aspecten van 'identiteit'. Een welsprekende  verademing te midden van de hedendaagse botte hijgerigheid die publiek debat heet.

Centraal in het essay staat wat mij betreft de driedimensionaliteit van identiteit: '[d]ésignation (par autrui), présentation (pour autrui), autoperception (de soi en soi)', het onderscheid tussen 'se sentir', 'se dire' en 'être dit' en de wijze waarop die drie op elkaar inwerken. In het nawoord, met de titel 'L'identité à l'épreuve de la judéité', demonstreert Heinich de kracht van haar analyse met een bespreking van de persoonlijke grondslag van haar lange interesse in dit onderwerp.

Al met al is dit boek een kraakhelder geformuleerde vermenging van sociologische, filosofische, en semantische analyse in persoonlijk gefundeerde essayistiek. De enorme hoeveelheid bronnen achter ieder hoofdstuk wijzen er evenwel op dat het boek meer is dan een essay.