maandag 20 januari 2025

Marcel Möring, Mordechai

Gelijmde hardcover (Mörings nieuwe uitgever noemt dit: ‘gebonden’) met stofomslag. 506 bladzijden. Prometheus, Amsterdam 2025.

Deze roman is er een uit een categorie waar ik veel van houd. Een roman waarin een eenling centraal staat, een eenling die natuurlijk geen echte eenling is en bovendien door een heel riant, goeddeels door hemzelf gevlochten sociaal netwerk wordt gekoesterd, maar nochtans een eenling, een die met zorg zijn eigen gang wil blijven gaan. Een beetje een klassiek (willen we lastig doen: een ouderwets) romanhoofdpersonage. Een held tegen wil en dank, en daardoor een antiheld, die een rijke, maar niet onproblematische (familie-)geschiedenis heeft en belust is op avontuur, avontuurtjes en zijpaden van de doorsnee levensweg. In dit geval een succesvol literator op leeftijd. En een held kan geen held zijn als hij geldgebrek heeft. Huisje hier, huisje daar, tijd en pecunia genoeg voor reizen en reisjes. En, niet onbelangrijk: voorzien van een vlek op zijn ziel, aangebracht door een duistere geschiedenis. De held van deze roman is, zoals wel vaker in het werk van Möring, van joodse komaf.

Ik vind het niet eenvoudig om aan te geven waar deze roman over gaat. En de flaptekst achter op het boek helpt daar (gelukkig) niet bij. Dus kan ik niets anders zeggen dan dat deze roman gaat over het leven, over hoe te leven, en over de vragen die deze vraag verder oproept. Over keuzes, inzicht achteraf, en het voortschrijden daarvan.

De basale serieusheid van Mordechai Gompertz, zoals de held voluit heet, zorgt ervoor dat je deze roman geen schelmenroman kunt noemen. Maar de veelheid aan gebeurtenissen, aan reizen, aan contacten met mensen in een veelheid aan landen, de veelheid aan problemen, conflicten, de veelheid aan en de heftigheid ook van de erotische en liefdesrelaties die Mordechai’s roerige bestaan tekenen, zouden kunnen doen denken aan dat pikareske genre. Maar gelukkig is dit geen ik-vertelling en gelukkig is er ook niet sprake van een zich over de hele geschiedenis heen buigende en zich daarmee bemoeiende vertelinstantie, en gelukkig blijft deze roman niet luchtig in gebeurtenissen hangen maar duikt ze regelmatig naar reflecties op modderige morele, psychologische, historische, ethische, filosofische, literaire, sociale en politieke (ook actuele) kwesties; en dat is nog niet eens alles.

Oppervlakkig bezien ontbreekt het deze roman aan eenheid van tijd, eenheid van plaats en eenheid van handeling. Maar deze kaleidoskopische vertelling is met een zo groot vernuft en zo veel vakmanschap samengesteld uit de talloze deelgeschiedenissen, dat het aan de oppervlakkigheid van de lezer ligt als die op deze stelling volhardt en geen gevoel heeft voor de enorme organische samenhang tussen alle onderdelen.

In het oeuvre van Möring ben ik niet goed thuis en wat ik van hem las, las ik voor mijn gevoel al best lang geleden. Toch had ik bij het lezen van Mordechai het idee dat ik op bekend terrein was. Iets met de betrekkelijk voortvarend opengetrokken flessen wijn, het woonhuisbelastende familiearchief, en de joodse achtergrond natuurlijk, voor zover je die een achtergrond kan noemen als die eigenlijk al in de schitterende opening van de roman naar voren treedt. Nieuw voor mij was het Mulischtische (?), romanomspannende spel met het getal 72. Maar ja, dat past dan weer bij de kabbalistische verhaallijn die ook in de roman verweven is. Alle wijsneuzerigheid die Mulisch’ werk voor mij uiteindelijk onaantrekkelijk maakt, ontbreekt bij Möring, al is het misschien beter om te zeggen dat die wijsheid en feitenkennis niet ontbreken maar in de roman, in de vertelling, in het verhaal zijn opgenomen, erin zijn geïntegreerd, erdoor zijn geabsorbeerd, zonder dat ze, doordravend aan de opzichtige, strakke leiband van de verteller of vertelinstantie, de lezer voor de voeten lopen.

Er zit, naast alle zwaarte, genoeg contragewicht aan lol in Mordechai. Daar zorgen de personages voor, die stuk voor stuk karakters zijn met de nodige eigenzinnigheid. Daar zorgt Möring voor, die voortdurend appelleert aan de oplettendheid van de lezer wanneer hij met zijn zevenmijlslaarzen een stap zet op de tijdslijn, in de familiegeschiedenis van de Gompertzen of op de aardbol in de verhaalwereld, Möring die Mordechai steeds weer laat terugdenken aan iets wat hij (Mordechai) ooit ergens schreef of zei zonder nog te weten waar of wanneer, Möring die tegen het einde van de roman een schitterende kolderieke scène opbouwt rond het gerucht van de nakende bekendmaking van de Nobelprijs voor de literatuur, een prijs waarvan Mordechai volgens de tweede zin van de roman nog maar ‘een haarbreedte verwijderd’ is en die ‘hij waarschijnlijk allang [zou] hebben gekregen als hij niet zoveel over joden en zo weinig over politiek had geschreven’.

Deze roman is geen Dafje, het is een opgevoerde, handgeschakelde, vierwielaangedreven Möring.

 

Geen opmerkingen: