maandag 29 april 2024

Paul Lynch, Prophet Song

 

7e dr. Oneworld, London, 2023. Paperback, 309 blz. Winnaar van de Booker Prize 2023.

Een modern soort 1984 zou je deze roman kunnen noemen. Maar dan anders. Dus, met andere woorden: een dystopische roman met een realistische annex actuele dipsaus. Het verhaal speelt zich af in Dublin, Ierland, maar het land is in de greep van een regering die richting tirannie gaat. Duidelijker gaat het niet worden. Wanneer het verhaal zich afspeelt, geeft de anonieme vertelinstantie niet aan. Dat biedt de lezer de gelegenheid te kiezen voor een heel nabije toekomst. Anders dan in de beroemde roman van George Orwell is hier niet duidelijk wat er aan de hand is; hypermoderne, alomtegenwoordige beeldbuizen ontbreken, er is geen afstotelijke New Speak, geen Big Brother wiens tronie de openbare ruimte overal bezoedelt. De dreiging in Lynch roman is in zekere zin abstracter, zelfs als de echtgenoot van Eilish Stack opeens niet thuiskomt. Waarom de GNSB (Garda National Services Bureau) hem heeft opgepakt, is niet duidelijk, wordt ook niet duidelijk (ja, iets met vakbond, heel vaag), waar hij verblijft natuurlijk ook niet. Wanneer hij terugkomt evenmin; maar dat laat zich raden: nooit.

Je zou dat onbekende van de dreiging als extra spannend kunnen ervaren, maar mij liet het eerlijk gezegd nogal koud. 1984 vond ik juist door de details, door de couleur local dubbelplus eng en dreigend en gemeen en afschuwelijk. In Prophet Song moet je dat allemaal zelf inkleuren doordat Lynch zich volkomen richt op de beschrijving van de onrust stokende onzekerheid die ‘de situatie’ teweegbrengt in Eilish, de echtgenote van de opgepakte man, en moeder van vier kinderen, waarvan er een natuurlijk uit huis gaat om zich bij wat dan heten ‘de rebellen’ te voegen; mij was niet meteen duidelijk of daarmee de lieden van het nieuwe, totalitaire regime of juist die van het verzet daartegen bedoeld werden (niet verrassend dat het weer om de laatste ging). Dat maakt voor de onrust van Eilish niet wezenlijk uit als het aan Lynch ligt, zo lijkt het, als er maar een conflict is dat de moeder niet een-twee-drie kan oplossen en waardoor ze voortdurend zichzelf en haar kinderen moet sussen met het-gaat-wel-overs en het-komt-wel-goeds. Maar ja, dat is het geval met alle pubers in romans, toch? Trobbies. Overigens zijn ook andere personages niet bekend met details van de nieuwe situatie: de echtgenoot is weg, de kinderen begrijpen de wereld sowieso nog niet zo goed, de vader van Eilish is zachtjes aan het dementeren, buren lijken er niet te zijn; haar zus is haar te bazig; en wie er verder rondlopen, laten niets weten wat inzicht biedt.

Orwells roman is angstaanjagender, al is het alleen maar doordat hij de lezer (deze lezer althans, mij dus) direct bij de deur met een precieze inzet van de taal in de verontrustende ellende zet:

It was a bright cold day in April and the clocks were striking thirteen.*

Hoe slim, hoe effectief: uit de titel bleek destijds, bij eerste publicatie, dat de roman zo’n veertig jaar verder speelde, in een toen (1949) nog uiterst onzekere toekomst, een eens te meer dreigende toekomst omdat men toen net een realiteit achter de rug had in een uitzonderingssituatie die wel leek op de ‘normale’ situatie van 1984. De precisering van de speeltijd meteen in de eerste deelzin is leep en literair gekozen met een voor iedere geverseerde lezer herkenbare referentie aan ‘the cruellest month’, begin, ontstaan en einde, ondergang ineen. Het precieze tijdstip is onthutsend: nooit eerder sloeg een klok het dertiende uur, terwijl het in het verhaal wordt neergezet als iets normaals. Vervolgens wordt de wereld van Winston Smith zorgvuldig bekleed met de gewone mens bedreigende elementen.

Niets van dat alles in Prophet Song, waarvan de betekenis van de titel maar niet aan het licht komt, in ieder geval niet tot pagina 188 (nog 120 bladzijden te gaan: ik kan deze opmerking nog wissen). Lynch beschrijft vooral de op zich al wel begrijpelijke stress die ‘de situatie’ oproept in Eilish, en de onbuigzaamheid van haar ontwijkende gedrag desaangaande, ook al wordt iedere zoveel bladzijden de maatschappelijke ontwrichting natuurlijk een beetje erger. Avondklok, informatiestop, geldgebrek, nieuwe maatregelen, lockdown, huisarrest, en zo verder. Maar het heeft allemaal geen context, het gebeurt zomaar, en Eilish vindt het niet fijn.

Benieuwd hoe het afloopt? Welnee, het hele zooitje gaat naar de gallemiezen, of het komt uiteindelijk toch nog goed; of iets er tussenin. En dat in een verhaal dat alleen maar uit handelingen en (interne) mono- en dialogen bestaat die in enorme grote lappen alinealoze tekst worden weergegeven als ware deze roman een verslag dat bedoeld is te verdwijnen in een diepe lade.

De opmaak van de tekst is wel intrigerend omdat niet alleen alinea-aanduidingen ontbreken, maar er ook geen markeringen zijn van de personagetekst: alles is gelijkgetrokken in vaak bladzijden lang doorlopende paragrafen. Het ontbreekt in deze roman helaas ook heel erg aan een verteller of vertelinstantie die een stijl weet te hanteren waarmee de boel levend en spannend gemaakt kan worden en die er vaart aan geeft en vooral ook dreiging en die de gore geur van angst weet op te roepen.

Uit het niets verschijnt er in alle hectiek van het ontsporende dagelijkse leven van Eilish een dame die namens Eilish’ zus in Toronto opereert: ze heeft geld bij zich en biedt de mogelijkheid om met haar kinderen en vader het land te verlaten met behulp van vervalste documenten. Eilish ziet daar geen heil in (de roman moet immers nog honderd bladzijden verder). En  daarmee is dat draadje ook weer afgedaan. Een eind verder heeft die zus opeens hun vader in veiligheid gebracht en is ‘de situatie’ weer verder verslechterd. En Eilish blijft maar tegen haar (resterende) kinderen zeggen dat alles wel weer goed komt. Het schiet zo niet erg op met dit verhaal.

Maar dan is er een explosie. Eilish’ huis raakt zwaar beschadigd, haar jongste zoon gewond; met hulp van een soort cliniclown geraakt die in een ziekenhuis terwijl dat, gegeven de situatie, eigenlijk helemaal niet zou kunnen; blokkades, checkpoints, vuurwapens. De volgende dag zijn er allerlei misverstanden, lijkt zoonlief verdwenen, maar vindt ze het dertienjarige, door marteling verminkte joch uiteindelijk terug in het lijkenhuis van een heel ander, militair ziekenhuis. Gruwelijk. Maar allemaal zo toevallig dat het absurdistisch wordt. Een en ander wordt verteld met veel enumeraties en anaforen, in een poging om vaart erin te brengen of de spanning weer te geven.

En dan breekt het laatste hoofdstuk aan. Waarom ook niet? Eilish wil met haar twee overgebleven kinderen de grens over, net als velen. Dat gaat zo maar niet. Overal hindernissen en mensensmokkelaars en dergelijke. Bladzijde 284 tot en met 304 heb ik overgeslagen, moe van al die gestapelde nominale woordklonten die uitzichtloosheid moeten suggereren (Zuster Bertha (1891) van Arnold Aletrino is hierbij vergeleken een zinderend spannend boek vol psychologische diepten en impliciet maar ver reikend sociaal-economisch commentaar). Op pagina 305 is Eilish nog steeds met haar twee resterende kinderen ergens te midden van andere mensen op de vlucht, gehinderd door allerlei militaire of militante figuren die alles wat de brave burgers willen, dwarsbomen. Maar nu moet ik eerst even de hond uitlaten.

Bij voortzetting van mijn lectuur na een rondje met het hondje, tijdens hetwelk het universum het genoegen proefde invloed uit te kunnen oefenen op mijn bij uitzondering opengeslagen op het bureau naast de computer liggende boek, viel mijn oog, bij toeval, zou ik ook kunnen zeggen, op het woord prophet, op pagina 304, en omdat ik nog in afwachting was van een aanwijzing in de tekst naar de titel, besloot ik niet na de witregel op pagina 305 verder te lezen, zoals mijn vaste voornemen was, maar een witregel eerder als hervertrekpunt te kiezen. Daar begint, na de eerste zin, de gigantisch lange, stream of consciuosness-achtige tweede zin (weer een combi van enumeratie en syntactische anafoor) die pas eindigt op bladzijde 305, waarin dat titelwoord voorkomt. Ik knip er een onderdeel uit:

she can see that the world does not end, that it is vanity to think the world will end during your lifetime in some sudden event, that what ends is your life and only your life, that what is sung by the prophets is but the same song sung across time, the coming of the sword, the world devoured by fire, the sun gone down into the earth at noon and the world cast in darkness, the fury of some god incarnate in the mouth of the prophet raging at the wickedness that will be cast out of sight, and the prophet sings not of the end of the world but of what has been done and what is being done to some but not others, that the world is always ending over and over again in one place but not another and that the end of the world is always a local event

Toen ik dat gelezen had, was ik onmiddellijk bereid om pagina 305 tot en met het slot op pagina 309 alsnog over te slaan. Dit boek doet namelijk niets anders dan de individuele, persoonlijke domme onmacht van het slachtoffer schetsen op een modern soort impressionistische wijze zonder dat er ook maar iets in doorschemert van een onderliggende analyse van de eraan ten grondslag liggende malheur die ook in de wereld van de lezer zelf is waar te nemen, zo niet in de actualiteit dan toch wel in de angstig ras naderbij dravende toekomst. Meer dan fictionele Schadenfreude biedt het niet.

Eilish en haar twee laatste kinderen bereiken met een boel anderen in de nacht de kust waar twee opblaasbare boten opgeblazen klaarliggen. Haar dochter wil niet, maar Eilish houdt vol ‘and she says, to the sea, we must go to the sea, the sea is life.’ De verbale concretisering van het succumberen van de spreekwoordelijke nachtkaars.

Ik heb wel betere boeken gelauwerd zien worden met de Booker Prize.


* Geciteerd naar: Peter Davidson (ed.), Nineteen Eighty-Four. The Facsimile of the Extant Manuscript. With a preface by Daniel G. Siegel. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1984.

Geen opmerkingen: