donderdag 3 maart 2022

Emy Koopman, Tekenen van het universum

Verslag van een obsessie. Prometheus, Amsterdam 2022. E-Book naar de eerste druk.

Niet alleen dankzij een paar dagen isolatie (met slechts milde klachten), schoot ik als een speer door dit geschrift over een obsessie. Dit boek moet wel literaire non-fictie zijn. Non-fictie, omdat er tal van referenties zijn aan min of meer bekende realia, en omdat het ik-personage Emy heet en haar carrière duidelijke overeenkomsten heeft met die van de schrijfster; bovendien wordt het boek nergens op of tussen de kaften aangeduid als roman, novelle, verhaal of iets dergelijks, maar wel als 'verslag'. Literair, omdat het taalgebruik van hoog niveau is, en omdat de structuur bijzonder weinig gemeen heeft met die van een zakelijk en chronologisch verslag, logboek of rapport, maar meer met die van een complexe roman of een tragedie (wel een met een paar eindnoten).

Er zijn vijf grote onderdelen in te onderscheiden: Voorspel, Onderweg, Een lange hete zomer, Tijden van afstand en Naspel, elk op een eigen titelpagina voorzien van een motto ontleend aan Andersens De kleine zeemeermin. De delen bevatten respectievelijk negen, vijf, 29, twaalf en drie hoofdstukken, zodat de structuur in ieder geval rekenkundig/qua omvang van de delen duidelijk, zo niet klassiek is, met een kern die tweemaal zo groot is als de vier flankerende delen.

Tijdens het lezen had ik niet de ervaring dat ik een rationeel uitgebalanceerd geheel in handen had. De hoofdstukken zijn namelijk zeer divers van omvang, inhoud, vorm en houden zich niet alle erg streng aan een chronologisch eenduidige lijn. Er zijn zo veel uitstapjes weg van de kern van de geschiedenis, dat het geheel op mij de indruk maakt van een – welja, waarom niet – sterrenhemel: talloze fragmenten in een ogenschijnlijk willekeurige samenstelling die echter toch verbonden zijn, of kunnen worden, tot een zinvolle configuratie, maar zelden langs die klinkklare, heldere rechte lijn.

Dat vlechtwerk van verhalen, kanttekeningen, terugblikken op het leven van Emy, dat niet vrij is van ernstige troebelen (uiteenlopend van mislukte relaties, automutilatie en anorexia tot pesterijen en kanker aan toe), notities, weergaven van  app-gesprekken en -monologen, uitweidingen over literaire, muzikale, filosofische en andere interteksten, dat alles maakt het boek juist zo interessant, zo boeiend als het mijns inziens is. Ook al duurt het lezen lang, het boek laat zich maar moeilijk wegleggen voor een pauze.

De kern van de geschiedenis, en de aanleiding tot het schrijven van het boek, is in wezen niet zo boeiend; je zou dat deel zelfs een genrestuk kunnen noemen, het verhaal van un amour fou, een onmogelijke of verboden liefde, maar hier geframed als in de sterren, de kosmos, het universum voorbeschikt: intelligente, autonome, jonge vrouw raakt tijdens werk aan documentaire-reeks in Canada binnen een week totaal verslingerd aan een local, krijgt hem, of: haar eigen aandacht voor hem, niet meer uit haar systeem. Ze heeft hem eigenlijk alleen maar gezien en gesproken (en een keer aangeraakt, en een deel van een nacht naast hem geslapen, netjes met iets aan allebei) maar alles in haar dwingt haar ertoe hem aan te (willen) aanraken. Kortom: ze raakt geobsedeerd door deze A (een andere aanduiding krijgt de antagonist niet) terwijl ze weet welke praktische drempels er in de vorm van conventies en eigen overtuigingen tussen hen liggen: zijzelf, en ook de door haar begeerde A, heeft een relatie, en geen van beiden wil die relatie offeren aan de obsessie, die volgens Emy bij A waarschijnlijk niet minder is, zeker niet in het begin. Het bewustzijn van de onmogelijkheid van de liefde maakt die obsessie nog niet ongedaan, natuurlijk. Integendeel. Hun onderlinge aantrekkingskracht is, als gezegd, niet gewoon, niet aards, maar lijkt van een schier kosmische intensiteit en onvermijdelijkheid. Zie daar meteen een aanzet tot verklaring van de titel.

Het zijn de zeer veelkantige, niet aflatende en in intensiteit variërende rationele en emotionele spartelingen van Emy in dit net van begeerte, die het kernverhaal naar een niveau vijzelen dat ik in de recente Nederlandse literatuur niet vaak bereikt heb zien worden. Nou, vooruit, Gustaaf Peeks Godin, held (2015) haalt het met gemak; en dan nog heb ik ook niet alles gelezen, dus ik kan beter alleen maar zeggen dat ik Tekenen van het universum heel erg mooi en interessant vind. En in dit geval komt dat door de associatieve combinatie van het kernverhaal met al die andere meer (zelf)reflexieve, essayerende, filosoferende en soms bijna schotschriftelijke satellietteksten.

Ja, soms dacht ik wel: 'Wat duurt het lang'; soms kreeg ik de neiging tegen het boek te roepen: 'Mens, kijk toch uit je doppen, je bent slimmer dan dit, dat blijkt uit alles. Drop die gast. En wel nu. Dit wordt niks. Nooit.' Ja, ja, makkelijk roepen vanaf de wal. Maar die lengte, die duur is natuurlijk een index van de ellende van een echte obsessie.

Het boek is bijzonder rijk aan interteksten. Referenties aan en citaten uit literatuur, filosofie, film, theater, (pop)muziek, inclusief songteksten spatten van de pagina's zonder dat ze storen of afleiden of geleerderig aandoen. Hierdoor, en door als die schijnbare zijpaden, is Tekenen van het universum, denk ik, vergelijkbaar met Lieke Marsmans Het tegenovergestelde van een mens, dat overigens wel als 'roman' te boek staat.



Geen opmerkingen: