donderdag 10 februari 2022

Geert Buelens, Wat we toen al wisten

De vergeten groene geschiedenis van 1972. Querido Facto, Amsterdam 2022. Paperback, 323 blz. inclusief noten, bibliografie en registers.

Te zeggen dat het niet mijn gewoonte is om hier mijn ervaringen te delen met het lezen van publicaties van mijn directe collega's, is een understatement. Ik zwijg over hun werken. En omdat het hier gaat om een boek van mijn leidinggevende, is er al helemaal geen reden om een uitzondering te maken op die ongeschreven regel. Het verwijt 'wiens brood men eet, diens woord men spreekt', zou op de loer kunnen liggen, zeker in onze hoog-sensitieve tijd, waar het gaat om machtsverhoudingen en hoe daarmee om te gaan. Maar, hier en nu liggen de zaken toch een tikkie anders: de auteur en deze lezer van dit boek, eten gezamenlijk uit dezelfde ruif. Daar komt bij dat op het achterplat staat vermeld: 'Geert Buelens (1971) is hoogleraar in Utrecht, dichter en essayist.' Dat wij beiden werkzaam zijn op het gebied van de moderne Nederlandse letterkunde (ja, ja, #wijzijnneerlandici), doet er hier inderdaad helemaal niet toe.

Zo, genoeg gedraald. 

Werkelijk ademloos (nou ja: metaforisch dan) heb ik dit overrompelende boek gelezen, althans de eerste 251 bladzijden; de overige 121 bevatten de noten, vooral een enorme bibliografie, en registers. Het is een imponerend werk, in de goede zin van het woord: indrukwekkend; maar ook verontrustend. En al lang voor ik het ten einde had gelezen en dichtsloeg, dacht ik: onbegrijpelijk dat we dit, wat Buelens nu beschrijft, toen allemaal al wisten of minstens konden weten, en dat het nog steeds nodig is ons dit allemaal grondig ter harte te nemen - want de toestand van de wereld, de staat waarin de planeet aarde verkeert, is er de afgelopen halve eeuw bepaald niet beter op geworden, terwijl het rapport Grenzen aan de groei (1972) dat wel als oogmerk had.

Het is niet zo dat er in de tussentijd niets ondernomen is om niet van kwaad tot erger te geraken, maar het totaal-resultaat van alle goede bedoelingen en intenties en oproepen en acties en manifestaties en initiatieven is op z'n zachtst gezegd ver onder de maat gebleken en gebleven. Onze aarde is uitgewoond. Beter: wij hebben onze aarde uitgewoond, bedorven, verwaarloosd, uitgeput.

Verbijsterend is het hoe Buelens deze ingewikkelde, samengestelde en zeer omvangrijke materie – en dan bedoel ik zowel het onderwerp van zijn boek als de vele, vele bronnen die hij geraadpleegd heeft –  weet te vatten in een zo toegankelijk, lucide gesmeed verhaal. En dat zonder een uitleggerig of betweterig toontje. De betrokkenheid spat ervan af. Ik wist, dit met betrekking tot het begin van het boek, niet dat zelfs de aanloop naar het verschijnen van een vijf decennia oud rapport een spannend verhaal kon zijn. Daarnaast is de slingerslag die Buelens steeds maakt tussen het mondiale en het persoonlijke perspectief op de kwestie, briljant en zeer overtuigend. Aan het begin en/of het eind van een hoofdstuk schets hij vaak een voorval uit zijn eigen geschiedenis in het Vlaamse dorpje Duffel in het laatste kwart van de vorige eeuw. De impact en de complexiteit van de mondiale vervuiling komt daardoor sterk, maar wrang, tot uitdrukking. Een van de hoofdlijnen van zijn betoog is dat de oplossing van onze ecocrisis nog steeds, al een halve eeuw, ligt in een evenzeer complexe ingreep, waarbij niet alleen ecologie en economie, maar onder andere ook sociologie, demografie, biologie, post-koloniale verhoudingen en cultuurverschillen in het geding zijn. Het probleem, maar ook de oplossing, is niet af te schuiven op één enkel bordje.

Het standpunt en de visie van Buelens zijn evident, maar hij perst ze nooit drammerig of pathetisch door des lezers strot. Zijn betoog is overtuigend, wat onder meer komt door de bijzonder grote hoeveelheid internationale literatuur die hij in zijn onderzoek heeft verwerkt. Illustrerende details doen het daarbij heel goed; ik noem hier alleen zijn opmerking over fossiele brandslof slurpende SUV's die overal glunderend van de lifestyle rondrijden maar vrijwel nergens een wezenlijk zinnige functie hebben; en de paradox dat we, om onze binnenkamers in de winter warm te stoken, onbedoeld ook de gehele buitenlucht verhitten.

Ik heb het boek gelezen met een gretigheid waarmee ik een goede roman lees. Dat het onderwerp alles behalve prettig of aangenaam of opbeurend is, past (helaas) ook bij de echte meesterwerken van het genre.

Geen opmerkingen: