Mijn coll/e/ega had deze publiekslieveling meegenomen. Zelf had ik er niet aan gedacht, hoewel het alle kwaliteiten van een vakantieboek heeft, en dan doel ik vooral op de materiële.
Het is klein: kan last minute overal tussen gepropt worden en raakt dan niet vervormd of beschadigd.
Het is hanteerbaar: het ligt fijn in de hand, of je er nu mee zit op een kampeerstoeltje, ligt op je kampeermatrasje, of hangt over een kampeertafel om iets van de parasolschaduw mee te kunnen pikken, en zo voort en zo verder.
Het is licht: gaat moeiteloos in de dakkoffer, de rugzak, de handtas of langs de incheckbalie (wat de vriendin van onze dochter met haar 0.7 kg zware Tolkien, die nu thuis op haar ligt te wachten, op Eindhoven Airport niet kon zeggen).
Het is welgevormd: 8 x 11,9 x 1,2 cm, een mooi ingenaaide paperback met linnen rug, en dat boekblok ligt dan weer in een hardcover, alleen aan de achterzijde vastgelijmd, zodat het geheel soepel openvalt; daar is over nagedacht. En leuk: alleen de onderste pagina heeft een paginanummer, waardoor de totale bladspiegel, van het opengeslagen boek, lijkt op die van een reguliere paperback (ook al passen er maar 30 regels op).
Regelmatig sta ik in die uitstalkastjes met Dwarsliggers te staren, omdat ik het van die leuke boekjes vind, terwijl er bijna nooit een mij boeiende titel tussen zit. Wel was ik immer bang, al bladerend, dat het bijzonder dunne papier (Indoprint van Bolloré Thin Papers) tijdens het lezen te veel van de vorige en volgende pagina's te zien zou geven.
Nou, dat lezen is helemaal geen enkel probleem. En dan bedoel ik vooral het - zeg maar - technisch lezen. Het ziet er wel vreemd uit, vind ik, als iemand ergens zit, het hoofd licht geknikt, één hand voor zich uit en verder niks. Pas in tweede of latere instantie zie je dan dat die iemand een Dwarsligger hanteert.
Maar dan het boek als leesplezier. Twee echtparen gaan uit eten, maar daar gaat het niet om. Dus op pagina 180 kletst de ik-verteller nog steeds over allerlei beuzelarijen en lucht hij nog immer zijn hart van afkeer van het gedoe in een voor zijn doen te duur restaurant, waar hij in verzeild is geraakt op uitnodiging van zijn broer die landelijk bekend politicus is die streeft naar het premierschap na de verkiezingen die over een paar maanden gehouden zullen worden, maar die van nul en geen enkel belang zijn voor wat er in deze roman verder nog ter sprake wordt gebracht. Het kletst maar voort, het stelt maar uit, het komt maar niet tot de kern; en dat heet dan wellicht de spanningsopbouw waaraan dit boekwerk zijn kwalificatie pageturner te danken zal hebben.
Op zoek naar zijn vrouw en schoonzus, die het (wat? iets) even allemaal te veel is geworden, bezoekt de ik-verteller het damestoilet: 'Op de plaswand na was de ruimte identiek aan het herentoilet. Roestvrij staal, graniet en pianoklanken. Het enige verschil was de vaas met witte narcissen die tussen de twee wastafels in stond.' (160) Hoezo, het 'enige' verschil? Ik tel er twee.
Veel gedoe ook met mobiele telefoons, en of je die van iemand anders mag inzien om sms'jes te lezen, en of je, als je dat doet, je sporen dan wel of niet kunt wissen; ellenlange verhandelingen daarover. Onzin als deze:
Nog voordat ik mijn hand met het piepende mobieltje weer tevoorschijn haalde, begreep ik hoe de vork in de steel zat. Hoe Michels mobieltje in de zak van mijn jasje terecht was gekomen, kon ik niet zo een-twee-drie reconstrueren, maar ik zag me nu wel met het simpele feit geconfronteerd dat iemand Michel belde: op zíjn mobiel. (178)En dat gaat nog een stuk verder:
De ringtone klonk behoorlijk luid nu hij niet langer door de afgesloten ruimte van mijn jaszak werd gehinderd, zo luid dat ik vreesde dat je hem tot ver in het park zou kunnen horen.Hoe moeilijk kan je doen over niks?
'Kut!' zei ik.
Het beste was natuurlijk om het mobieltje net zo lang door te laten jengelen tot het vanzelf in de voicemail schoot. Aan de andere kant wilde ik dat het nu onmiddellijk stil zou worden.
Aan de andere kant was ik nieuwsgierig wie er belde.
Ik keek op het display om te zien of ik misschien een naam herkende, maar een naam lezen bleek niet nodig te zijn. Het display lichtte op in het duister, en ook al waren de gelaatstrekken wazig, het kostte me geen enkele moeite het gezicht van mijn eigen vrouw te herkennen. (178-179)
De babbelaar, want een echte verteller is het niet, heeft heeft de centrale focalisatie maar helaas ook het vernuft van een dodo en bespat al zijn waarnemingen met zijn flodderige overwegingen, zoals in het citaat hierboven, en anders wel met zijn kleverige waarden en normen. Spanning ontstaat in dit verhaal alleen maar doordat de verteller niet in een keer alles vertelt wat relevant is en verder alles wat hij niet weet probeert te vervangen door zijn veronderstellingen.
Zo zal het heel spannend zijn dat je er pas heel laat van op de hoogte wordt gesteld dat de verteller misschien een ernstige ziekte heeft die ertoe leidt dat hij zijn emoties niet op sociaal acceptabele wijze kan kanaliseren en zo nu en dan iemand volkomen in elkaar slaat, liefst door met zijn vuist die iemand de tanden uit de bek te rammen. Hetgeen dan straffeloos gebeurt. Hij mishandelt onder anderen de rector van de school van zijn zoon en heeft al eerder zijn eigen broer met een hete pan in zijn smoel geslagen, maar ook dat bleef zonder kennelijke gevolgen.
Vervolgens wordt natuurlijk verondersteld dat de zoon mogelijk erfelijk belast is, en dat zou dan weer (mede) kunnen verklaren waarom deze met twee neefjes een dakloze bekogeld, in de fik gestoken en aldus vermoord heeft. Dat zou die kinderen dan niet helemaal aan te rekenen zijn, en niemand weet ervan dus zouden ze er geen ruchtbaarheid aan hoeven te geven, maar dat komt die politicus natuurlijk niet goed uit, of juist wel; ligt eraan hoe je het beziet.
Maar omdat dit een vertelling par derrière is, slaat die hele, die schier eindeloze reeks van brokjesgewijze onvolledige informatievoorziening aan de lezer helemaal nergens op. Pageturner? A pig in a poke!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten