Tijdens de Dichtersmarathon, vorige week vrijdag in De Tolhuistuin te Amsterdam 1) hoorde ik, onder andere, 2) Menno Wigman zijn vertaling voordragen van Rilkes 'Der Tod der Geliebten'. Dat gedicht heb ik ooit, pathetisch hyperbolisch, mijn lijfgedicht genoemd (zie hier).
Ik kende Wigmans vertaling niet. Ze is opgenomen, zo vertelde me de vertaler, die overigens ook fraai werk van eigen pen voordroeg, in: Rainer Maria Rilke, Wie nu alleen is; twintig liefdesgedichten. Gekozen en vertaald door Menno Wigman. 2e dr. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1997 (1e dr. 1996), p. 39. De vertaling van 'Der Tod der Geliebten' is gebaseerd op het origineel in: Der neuen Gedichte anderer Teil (1908) en luidt als volgt:
De dood van de geliefde
Hij wist slechts van de dood wat allen weten:
dat hij ons neemt en ruw verstommen doet.
En toch, toen zij, niet van hem weggereten,
nee, zachtjes uit zijn ogen weggevloeid,
naar onbekende schimmen was vergleden,
en toen hij dacht hoe zij haar meisjeslach
bezaten, als een maan, en zelfs beneden
ervoer hoe zij hen daar van troost voorzag:
toen werden hem de doden zo bekend
als was hij dankzij haar met elk van hen
verbroederd; wat de anderen ook zeiden,
hij liet ze maar; lag niet aan gene zijde
het welgelegen land, het eeuwig zoete?-
Hij tastte al de weg af voor haar voeten.
Ik kende dit gedicht eerst alleen in de originele versie; toen kwam daar de vertaling van C.O. Jellema bij, en daarna die van Peter Verstegen. Wigman kende die van Jellema niet, zoals ik die van Wigman niet kende. En nu weten we allebei weer iets meer.
Ik hoop dat hij het me niet kwalijk neem dat ik de vergelijking van de vertalingen voortzet. Maar dat doe ik niet zonder dat ik aangeef dat me het vertalen van poëzie een hels en schier onmogelijk werk lijkt, zeker wanneer het niet gaat om 'De mus' van Jan Hanlo; en ook niet zonder eerst aan te geven dat het me niet eens zozeer om de vertalingen te doen is, als om de verkenning van het oorspronkelijke gedicht via de drie vertalingen (zie bijlage onderaan dit stukje).
De eerste regel heeft volgens mij Wigman in al zijn eenvoud perfect vertaald, bijna niet vertaald; daar kan Jellema niet aan tippen, want die maakt er gedeeltelijk een vraag van, zodat hij een derde personage introduceert, de spreker, naast de twee geliefden (tenzij je die eerste woorden als erlebte Rede opvat; dat zou weer een driehoeksverhouding schelen). Verstegen expliciteert met 'wij' ook een derde instantie (verderop nog een keer door de loze herhaling van 'ons') en heeft een enjambement nodig dat geen functie of betekenis heeft. Wigman wint.
Jellema's 'en in het stomme stoot' is eenvoudig en juist, behalve dat dat woord 'stomme' een vervelende connotatie heeft gekregen door de verwarring met dat homoniem; jammer, want het neemt wel die oorspronkelijke alliteratie mee ('st') die ook nog eens op stilte, zwijgen duidt. Verstegen bakt er niks van, met weer een enjambement en ook nog eens een halve tautologie. Te veel woorden. Wigman heeft het over 'verstommen', dat me to the point lijkt, maar hij heeft een expliciet 'ruw' nodig omdat hij de veronderstelde kracht van de ingreep van de dood probeert te formuleren zonder dat lompe 'stoten'. Probleem opgelost.
Net als Jellema heeft Wigman het pijnlijke 'weggereten'. Puik, onvergelijkbaar beter dan dat klinische 'weggesneden' van Verstegen (of het over een wratje gaat, zeg), die alweer een enjambement toevoegt. Wigman plaatst tegenover dat 'weggereten' in een mooi contrast het zachte 'weggevloeid' en 'vergleden'. Ook zijn Wigmans 'onbekende schimmen' in hun heldere eenvoud een veel betere vertaling dan dat clichématige 'gene zijde' van Jellema en al helemaal veel beter dan Verstegens 'een onbekende wereld / van schimmen'. Waar komt die wereld vandaan en wat moet dat toch met al die enjambementen? En dan rijmt 'onbekende' ook nog eens heel gekunsteld op 'voor hen de'. Wigmans 'weggevloeid', een deelwoord, is net als Verstegens 'weggegleden', veel beter dan Jellema's 'vlood', dat niet gelijke maat houdt met de zinsconstructie van Rilke.
En zo zou ik dit apothekerspraatje voort kunnen zetten. Bijvoorbeeld met de vraag waarom Wigman kiest voor de vreemde constructie 'hij dacht hoe zij [...] bezaten' waar een letterlijk 'voelde' beter zou zijn, dat via elisie gemakkelijk overgaat in 'hoe' zodat het ook wat lettergrepen weer uitkomt. Maar fraai is weer dat hij een eindje verder het verschil tussen die werelden expliciteert met 'en [hij] zelfs beneden / ervoer', voorwaar een functioneel enjambement, want het benadrukt de afstand ten opzichte van 'hen daar'.
De derde strofe loopt als een trein in de vertaling van Wigman (waar Jellema werkt met een on-Nederlands 'daar' en Verstegen naast 'alsof' nog een overbodig 'kon' erbij sleept). Alleen was me een ander woord dan 'verbroederd' welkom geweest; 'verbonden', of beter nog: 'verwant', bijvoorbeeld, aan te vullen met 'en' na de puntkomma om het lettergrepental weer op peil te krijgen.
Van 'hij liet ze maar' zou ik toch iets maken als: 'hij geloofde 't niet', maar ik ben ook niet erg tegen elisies, Wigman misschien wel.
Dat er driemaal 'toen' staat in Wigmans vertaling, vind ik niet echt fraai, maar het is misschien ook niet te voorkomen in een in wezen cerebraal gedicht; en Rilke gebruikt driemaal 'als'. Maar dat Wigman tweemaal 'hoe zij' schrijft met niet dezelfde referent van 'zij' vind ik echt niet fraai. In regel 6 verwijst 'zij' naar de dode geliefde, in regel 8 verwijst dat zelfde woord naar de 'onbekende schimmen' uit regel 5; dat is niet alleen niet fraai, maar ook verwarrend, al wordt het contrast wel aangegeven door de oppositie van 'zelfs beneden' en 'daar'.
Jammer vind ik dat in Wigmans vertaling aan het eind een (retorische) vraag is opgenomen: 'lag niet aan gene zijde / het welgelegen land, het eeuwig zoete?-' (waarbij 'aan gene zijde' zo niet flauw, dan toch wel erg dik erop gelegd en een cliché is), terwijl ik het fraaie aan Rilke's tekst vind dat de vertellende figuur aan dat hem persoonlijk onbekende land namen geeft: 'nannte'. Hij sticht als het ware dat land voor zijn geliefde doordat hij het via haar kan benoemen. Ook dat is onderdeel van de liefde tussen haar en hem. Ik vind het zonde dat het uit deze vertaling wegvalt.
Niet erg charmant lijkt me dat Wigman, net als Verstegen, een hele weg aan het gedicht toevoegt (naar, of: in dat welgelegen land, dat is onduidelijk). Dat is me veel te plastisch. Rilke's verteller zegt dat de geliefde het (namelijk, dat land) aftast, verkent voor de voeten van de geliefde; daarin is een eventuele weg al geïmpliceerd, of juist, ja dat is het: een ongebaand pad. Daarmee helpt de de geliefde zijn dode, of stervende geliefde, hij maakt haar dat land begaanbaar.
Noten
1) Hoe oud moet je worden om voor het eerst per pont het IJ over te steken?
2) Ik bedoel dat ik veel meer gedichten hoorde; als ik zou schrijven: 'onder anderen', zou het lijken alsof meerdere dichters deze vertaling voordroegen, en dat zou niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid.
Bijlage
Blogger kan het typografisch helaas nauwelijks differentiëren, maar ik zet de drie vertalingen (Jellema, Verstegen, Wigman) hier per regel onder elkaar:
De dood van de geliefde
De dood van de geliefde
De dood van de geliefde
Wat wist hij van de dood - wat allen weten:
Zoals wij allen wist hij van de dood
Hij wist slechts van de dood wat allen weten:
dat hij ons neemt en in het stomme stoot.
alleen dat hij ons neemt en ons verstoot,
dat hij ons neemt en ruw verstommen doet.
Toen echter zij, niet van hem losgereten,
verstommen doet. Maar toen zij weggesneden
En toch, toen zij, niet van hem weggereten,
nee, haast behoedzaam uit zijn ogen vlood
was uit zijn leven - nee, zacht weggegleden
nee, zachtjes uit zijn ogen weggevloeid,
en naar gestalten gleed aan gene zijde -
uit zijn gezichtsveld, naar een onbekende
naar onbekende schimmen was vergleden,
hij voelde, hoe die onbekenden toen
wereld van schimmen, wist hij dat voor hen de
en toen hij dacht hoe zij haar meisjeslach
gelijk een maan haar meisjeslach verblijdde,
maan was gaan schijnen van haar meisjeslach,
bezaten, als een maan, en zelfs beneden
en haar manier van goed te doen:
en dat zij er vertroosting bracht:
ervoer hoe zij hen daar van troost voorzag:
daar werden hem de doden zo verwant,
toen werden hem de doden zo verwant,
toen werden hem de doden zo bekend
als kon hij zich met elk van hen inlaten
alsof juist zij hem innig kon verbinden
als was hij dankzij haar met elk van hen
door haar; hij liet de anderen maar praten,
met elk van hen; wat andere mensen zeiden,
verbroederd; wat de anderen ook zeiden,
wou niet geloven en noemde dat land
nam hij niet aan; hij noemde 't gindse land
hij liet ze maar; lag niet aan gene zijde
het welgelegene, het altijd zoete -
het welgelegene, het steeds beminde -
het welgelegen land, het eeuwig zoete?-
Tastend bevoelde hij het voor haar voeten.
Daar ging hij tastend haar de weg bereiden.
Hij tastte al de weg af voor haar voeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten