vrijdag 2 oktober 2009

Huub Beurskens, Bange natuur

en alle andere gedichten tot 1998. Meulenhoff, Amsterdam 1997. 415 stevige, zachtgetinte, gebonden bladzijden. Het gaat me nu niet om het hele boek, maar vooral om 'Charme' (p. 159-216) en 'Iets zo eenvoudigs' (p. 327-341). Ik herlas beide gedichten medio juni dit jaar voor de zoveelste maal, maar dat was in het kader van een college over lange gedichten, waardoor ik vergat ze als hoogstaand leesplezier te melden in dit blog. Dat is dan nu rechtgezet.

Ze blijven me, sinds ik het mooie boekwerk kocht, twaalf jaar geleden op 25 oktober 1997, fascineren, deze uitweidingen die overpeinzingen zijn van de vergankelijkheid van de menselijke existentie respectievelijk het genoegen van het paradoxaal ontheven zijn - gedurende korte momenten na hazenslaapjes - aan alle levenszin. Het schijnbaar geheel vrije van deze verzen is zo mooi; ze huppelen, lijkt het, maar door van hoog naar laag, van ernst naar luim en weer terug, schijnbaar achteloos genoteerd, maar bij nader inzien vol van rijmen en met een imponerend meesterschap over de taal aan het papier toevertrouwd, zoals ze dat aan het eind van de negentiende eeuw zo mooi wisten te zeggen. En omdat ik het moeilijk vind om uit te leggen (en omdat het me sowieso niet lukt om de enorme gevarieerdheid aan taal, thema's en vormen weer te geven) doe ik maar een citaatje, het begin van 'Charme':

Ochtennevel waarin een dunne stad
zich blauwig wast alsof ze
op het natte blad penseelstreek
was die nog niet wist

wat lucht wat vorm wat water was:
torens, koepels, daken,
al het licht, nog niets staat vast.
Twee dames drinken thee

op het terras. Een heer
leest in zijn Hallwag
wie Carpaccio was.

H'm, dit is al meer dan ik bedoelde. Maar als ik dan terug het boek in kijk, zie ik dat het zo verdergaat:

De cameriere loopt te geeuwen,
cinzanorood staan zijn parasollen
op de dag geschreven. Naar open
zee trekken zilvermeeuwen.
Zo vroeg en dan al leven.

Zo moet een dag in Venetiƫ - ik ben er nooit geweest nog - wel beginnen. Let op al die kleuren en de aquareltechniek in deze tastende taal die toch erg raak is. En natuurlijk is Carpaccio een Venetiaans schilder, maar niet onbelangrijk is dat zijn werk vooral gekenmerkt wordt door de rode tonen, het rood dat in weer een andere tint terugkomt in dat mooie woord 'cinzanorood'. En in het beeldmerk van dat drankje zit niet alleen rood, maar ook blauw en wit (de letters), zodat de zee en de nevels, die in dit gedicht genoemd worden, ook aanwezig zijn. Cinzano Rosso is overigens, dacht ik, zelf niet eens echt rood, al heet het wel zo; Campari, dat is rood. Maar dat klinkt in deze context niet goed. Afwijkend van die zachte kleuren van zee en nevel en stad, staan daar die uitroeptekens van de parasollen 'op de dag geschreven.' En daarna dat enigszins gelaten commentaar van de vertelinstantie, die kennelijk nog aan de dag moet wennen: 'Zo vroeg en dan al leven' (waarbij dat laatste woord een zelfstandignaamwoord maar ook een werkwoord kan zijn).

Nu ja, verder laat ik het maar bij een onmachtig: Ga die gedichten lezen. Neem er de tijd voor, want ze wentelen alle kanten op en zijn niet kort. Maar ze komen wel op hun voeten terecht.


Achtergrond II
Eerder, nu bijna een jaar geleden, betoogde ik: 'Al die Klasse!, zo zonder enige achtergrond, dat krijgt maar geen karakteristieke dimensie, dat heeft geen fond, dat drijft los in het veld zonder kader.' Omdat de maand september van dit jaar tot mijn verbazing geheel zonder enige klassificabele leeservaring voorbij is gegaan, opnieuw een 'opsomming van al wat het kopje niet op eigen kracht boven het maaiveld kreeg geheven' sinds Jongstra's Klinkende ikken, inclusief 'al wat dat kopje wel zo ver kreeg maar de zeis des oordeelkrachts niet zag aankomen, van links noch van rechts'. Er zit opnieuw heel veel goeds bij, hoor. Maar alleen het aller-, allerbeste is van een Klasse! apart.'

Anker, Robert, Fortuyn en Liefde
Boskma, Pieter, De aardse komedie
Duinker, Arjen, Buurtkinderen
Eisner beeld verhalen 1 (2008) nr 1.
Engelman, Jan, De dijk
Fens, Kees, Nabij
Gerbrandy, Piet, Vriendinnen
Giordano, Paolo, De eenzaamheid van de priemgetallen
Godijn, Wouter, De zieken breken
Groot, Jacob, Lofzang
Haenchen, Hartmut, Wenen-Mahler-Amsterdam
Helmers, J.F., De Hollandsche natie
Hermans, W.F., 'Elektrotherapie'
Houtzager, Guus, De haren van Jeanette
Jong, Max de, Heet van de naald
Jongstra, Atte, Het huis M
Keats, John, Hyperion (maar wel fraai en de eerste veertien regels ken ik uit het hoofd om- en doordat ze zo goed zijn)
Kloos, Willem, 'Okeanos'
Koubaa, Bart, De leraar ('t is dat het in m'n leesboek staat: ik was glad vergeten dat ik het heb gelezen)
Looy, Jac. van, De ar, Het verhaal van den provinciaal, De vischvrouw (het middelste verhaal is erg intrigerend is, niet alleen omdat het is opgedragen aan de nagedachtenis van de schrijver van 'De ar')
Maten, Johan ter, Hoofdbrekens en kopzorgen
Matsier, Nicolaas, Het achtenveertigste uur
Neve, Fiore della, Eene liefde in het Zuiden
Noƫ, Frank, Spellbound
Nolens, David, Stilte en melk voor iedereen (ligt op nachtkastje te wachten op herlezing)
Olyslaegers, Jeroen, Wij
Os, Th. van, Berliner Lullaby
Otten, Willem Jan, Specht en zoon
Otten, Willem Jan, 'Twee: Tot een jonge veroveraar in Babylon'
Otten, Willem Jan, Welkom
Peeters, Elvis, Wij
Pernath, Hugues C., Exodus
Rosenboom, Thomas, De nieuwe man (het mist de kwalificatie door het laatste hoofdstuk; overigens zeer fraai)
Rosenboom, Thomas, Zoete mond
Suchtelen, Nico van, 'Epiloog' en 'De vlinder', afdeling 'Lyriek' in Verzamelde gedichten
Verstegen, Jos, Nachtkermis
Verwey, Albert, 'Persephone' en 'Demeter'
Voskuil, J.J. Binnen de huid
Vuijsje, Robert, Alleen maar nette mensen
Weelden, Dirk van, Literair overleven
Wevers, Arthur, Bittergarnituur
Wieringa, Tommy, Caesarion (maar het begin is uitstekend)

Geen opmerkingen: