woensdag 22 oktober 2025

Peter Buwalda, De jaknikker

E-boek, op basis van de eerste druk. De Bezige Bij, Amsterdam 2025. Voorafgegaan door een lijst van ‘Enige personages uit Otmars zonen in volgorde van belang’.

1. Het eerste deel van deze roman heet ‘The evening time is reading time’ en omvat de hoofdstukken 74 tot en met 55. Het laatste hoofdstuk van Otmars zonen (2019) is nummer 75; de boeken sluiten dus naadloos op elkaar aan. Dat geldt ook voor de leeservaring met beide. Ik ben meteen aan dit tweede luik begonnen toen ik het eerste had kunnen dichtslaan, en inderdaad: het is niet of ik in een ander werk ben gestapt. In tegendeel, meer in een warm bad, een opgemaakt bed; hoe zeg je dat, zonder dat het ranzig wordt?

De uitgeverij, in casu De Bezige Bij, maakt het op haar website wel wat erg bont door deze nieuwe roman maar liefst aan te duiden als ‘de langverwachte ontknoping van het literaire succes Otmars zonen. Me dunkt dat De Bij namens Buwalda bij de literair-Neêrlandse lezers nog stevig in het krijt staat: er passen in deel drie-to-be nog 54 hoofdstukken, nog 55 als het Buwalda behaagt om tot en met 0 door te schrijven.

Ergens in Otmars zonen staat een beschrijving van een jaknikker op een grote foto of dito schilderij, gehangen achter het bureau van Johan Tromp, meen ik; de beschrijving is de inleiding van het hoofdstuk met de onthulling, althans voor Ludwig Smit, van de identiteit van zijn relatie met Tromp; ze wisten tot dan niet, of niet zeker, van elkaar wie ze waren. Als ik het wel heb, en dat is de vraag, want de lezer wordt door Buwalda gejaagd of gesleurd door een gigantisch spiegelpaleis berstensvol personages die zich niet alle even rotsvast laten identificeren; maar het is een mooi paleis.

Meer dan toen ik nog deel 1 las, vraag ik me nu bij deel 2 af: waar gaat dit allemaal naartoe? En, later, halverwege inmiddels, althans in hoofdstuk 56 beland, wordt er weer een relatief nieuw personage in het verhaal uit de doeken gedaan, Tosca, het tot nu toe linksgelegen en -liggende zusje van wonderkind Dolf, en dat is toch op een moment in dit zeer langdurige leesproces, dat ik meer zit te wachten op een ontwikkeling in de geschiedenis dan op het omzichtig klaarleggen van een zoveelste complicerende verwikkeling. Het lijkt ook wel of de stilistische swing en Schwung er een beetje uit zijn. Kan aan mijn vermoeide ogen liggen.

2. Peroxidewatjes.
Dat is de titel van het volgende deel. Het was er opeens, toen ik eigenlijk de weg was kwijtgeraakt in het verhaal. Een probleem voor mijn leesvoortgang is dat er steeds weer een ander personage de personale camera en microfoon in handen krijgt terwijl de (familie)banden tussen de personages niet alle even eenduidig zijn met al die stief-, pleeg- en andersoortige ouders en kinderen, waarbij ook niet iedereen even gretig wil weten hoe de vork daadwerkelijk in de steel steekt. Wie weet krijg ik weer wat houvast met de aanvang van hoofdstuk 54. Ik ben nochtans over de helft van het boek.

3...
Nou, nee, lamaar, die structuuraanduidingen: ik ben het spoor nog bijsterder dan hiervoor. Inmiddels dook er opeens een hoofdstuk op dat gezet is uit een veel vettere letter en dat geen nummer heeft (of misschien onderdeel is van een hoofdstuk). Daarin doet iemand verslag van zijn of haar lezing van datzelfde hoofdstuk, of toch van een ander? De namen van de personages zijn volledig anders maar wel zijn er allerlei overeenkomsten met reeds bekende personages.

Om kort te gaan: een van Otmars zonen, Ludwig, die aanvankelijk ook Dolf heette (wie noemt na de oorlog zijn of haar zoon nog Dolf als hij of zij niet een oud-Nazi of dito sympathisant is?) (dat had ik me eerder kunnen bedenken) Dolf dus, leest het boek dat Barbara, zijn moeder, nou ja: de feitelijke (tweede) vrouw van zijn vader, Johan Tromp, aan het schrijven is en dat een driedelige familieroman lijkt te worden (‘Misschien hakt ze haar eigen baksteen ook wel in drieën, ooit’), niet ongelijk aan het grote werk van Buwalda zelf dus. Het spiegelpaleis wordt in een klap met een factor twee vergroot. En dat zegt wat, met al die spiegels in het geding.

Ik moet ook zeggen dat het me soms best wel even net een beetje te veel geblaat en te weinig wol werd toen ik dit in de peiling kreeg, maar dat kwam mede doordat Barbara haar pen niet zo vaardig en kras lijkt te hanteren als (de verteller van de eerste verhaallaag van) Buwalda zelf. Later, als de twee verhaallagen sneller worden afgewisseld en onderling ook directer commentaar gaan leveren, komen de aloude stilistische en narratologische Schwung en brille weer terug met formuleringen als ‘Hijzelf kreeg een bazig handje van deze Hanka, alsof ze een deurklink omlaagdrukte’ en ‘Sombermans. Altijd slagen om de arm. Op z’n pandalullenleren pantoffels’, en deze fantastische vergelijkingen: ‘Gertrude kijkt als een eend op volle zee om zich heen’ en ‘Als een bobslee door een voorstation.’ Dan gaat dat familiale gestoei en gesteggel er weer in als een gepeperde kandijkoek in een vrijgemaakte ouderling.

Wel moet ik erbij zeggen dat het verhaal, het boek, de roman, de vertelling, de structuur me duizelt. Tegelijk verbaast het me niet dat ik in mijn tijdlijn de laatste tijd meer dan normaal geconfronteerd wordt met algoritmisch gruis van Mulisch, Hermans en postmodernisme. Wat een kermisattractie is dit, met in de duisternis op de achtergrond, driftig aan de knoppen draaiend, hysterisch vertekend door dertig spiegels, een Jack Nicholson gelijkende, woest grijnzende Peter Buwalda, met de schmink van The Shining nog op z’n plooirijke smoelwerk.

En plots was het het uit. Dat kan niet waar zijn. Van schrik ben ik pardoes aan de tweede lezing begonnen.


Geen opmerkingen: