vrijdag 13 juli 2018

Patricia Jozef, Glorie

De Geus, Amsterdam 2017. Hardback met stofomslag. 255 blz.

Debuutroman van de schilderes en filosofe Patricia Jozef (1975). Het boek was genomineerd voor de ANV-debutantenprijs 2018, maar heeft helaas de meet van de publieksjury niet gehaald. Zonder iets ten nadele van de de andere genomineerde boeken te willen zeggen, was ik op grond van de informatie die ik onder andere kreeg door de interviews van Jelle van Riet met de drie auteurs wier werk genomineerd was, tijdens de feestelijke uitverkiezing van het beste debuut van 2017/2018 op 1 juli jongstleden in een zonoverdonderd Dordrecht, het meest nieuwsgierig naar Glorie.

En nu heb ik het boek tweemaal gelezen, en vind ik het inderdaad een intrigerende en goede roman (waar, geloof ik, ook nog eens geen enkele spel-, taal- of stijlfout in staat). Een boek na de eerste keer meteen nog een keer willen lezen, is voor mij sowieso een goed teken, al kan het ook betekenen dat ik niet goed heb opgelet bij de eerste lezing. Een combi kan ook. Ik denk het.

Dat ik niet meteen goed genoeg las, althans niet met oog voor kleine aanwijzingen, die achteraf toch  wegwijzers naar parallellen blijken te zijn en die verbindingen leggen tussen de onderdelen, werd zeker ook veroorzaakt door de luchtige vertelwijze en de opzettelijk confettiachtige verhaalstructuur. Misschien was ook de tekst van Guido Belcanto (serieus) achterop het boek aanleiding om minder vorsend te lezen:
Een tragikomische blik achter de schermen van de kunstwereld, beurtelings aangrijpend, deemoedig en hilarisch, met twee protagonisten die zo levensecht zijn geschetst dat je niet ander kunst dan met ze meeleven.
Daar is geen woord van gelogen. Anderzijds: als ik door dat interview niet een andere verwachting van het boek had gekregen, was ik er naar aanleiding van die blurb nooit aan begonnen; ik kreeg klamme angstvisioenen van een Marijke Höweler-roman.

Maar dit is een goede roman. Hij  bestaat uit twee grote delen en een kort derde deel. Het eerste heet 'Marcel Jacobs', vernoemd naar de ik-verteller, een filosoof die, door middel van een even ludieke als grondige vervalsing van zijn cv na drie jaar qua gebrek aan uitzicht verergerende werkloosheid, zich aan de Antwerpse Teniersacademie weet te verbinden als event manager. Al snel was ik verkocht en verknocht aan deze roman, want die Marcel Jacobs is ongeveer Frans - Kaas - Laarmans 3.0.

Doordat de geschiedenis van zijn carrière voortdurend wordt doorsneden door het verhaal van zijn (samengestelde) gezin en door het relaas van de dreigende teloorgang van zijn moeder, was ik voortdurend nieuwsgierig waar het geheel toe zou leiden. En dat vind ik aangenaam: een verhaal waarvan je niet zowel hier als daar en ook nog eens elders ziet aankomen wat ongeveer het eindpunt zal zijn, of hoe dat eindpunt bereikt zal worden. Dat de goede man, Marcel Jacobs dus, zijn positie wel snel weer kwijt zal raken, lijkt me geen verrassing, maar dat hindert me dus niet. De tragikomische blik die de leer achter de schermen van de kunst(opleidings)wereld gegund wordt, is misschien niet über-origineel, maar toch wel erg leuk; het is bovendien niet de enige verhaallijn, maar een onderdeel van het verhalennetwerk dat zich gaandeweg ontspint (als je dat zo kunt zeggen).

Het tweede deel heet 'Bodine Bourdeaud'hui' en is genoemd naar de (tweede) ik-verteller, een wat leerschool en loopbaan betreft solistische vrouw, die zich met vallen, opstaan, doorgaan, reflectie, herbeginnen en gezwoeg heeft ontworsteld aan haar sociale achtergrond en opgewerkt tot een kunstenares met een forse cult-status. Ze raakt, nadat haar carrière of haar zicht op een ontwikkeling van die carrière op een dood spoor is gekomen, onder invloed van de geboorte van haar zoontje Abel, verzeild in Berlijn, op een congres dat is georganiseerd door de Teniersacademie; die Marcel is daar dan al de laan uit gestuurd.

Beide ik-vertellers leven in en vertellen over hun heden, maar blikken elk ook voortdurend en ver terug op de door hen persoonlijk afgelegde weg. Dus ook wat dat betreft loopt deze roman niet eenvoudig en chronologisch van A via B en zo verder naar het einde. Ja, die Bodine Bourdeaud'hui wordt zeker wel genoemd in het eerste deel, namelijk wanneer Marcel Jacobs bezig is dat congres over The Artist as a researcher in Berlijn op poten te zetten; maar toch... waarom het eerste deel opeens is afgelopen, en waarom daarna die Bourdeaud'hui het vertelheft in handen krijgt, mij was het niet duidelijk - maar daar gaf ik ook niet om: de vertellingen zijn kruidig, geestig, herkenbaar, en verrassend genoeg om snel verder te willen lezen.

Na twee delen van respectievelijk honderd en honderddertig pagina's volgt nog 'Marcel en Bodine', dat slechts zeven bladzijden telt, en waarin een afstandelijke vertelinstantie deze twee personages aan het woord laat en zo de hoofdlijnen expliciet verbindt en de strekking van het geheel verdiept. Marcel zegt daarin: 'Ik zei dat het leven zo in elkaar zit, dat verschillende denkwerelden zich als atomen kunnen gedragen, botsen, samenklitten en zich weer van elkaar verwijderen.' Hij is dan inmiddels begonnen aan een opleiding tot schrijnwerker (zelfs dat komt bij nader inzien niet onverwacht) en vraagt aan Bodine: 'Ken je het verschil tussen een zwaluwstaartverbinding en een pen-en-gatverbinding?'

En nee, dat kent Bodine niet, en ja, dat verschil heeft alles met de thematiek van de roman te maken, en nee, Marcel gaat dat verschil niet in deze roman uitleggen. Ook dat maakt Glorie aantrekkelijk en intrigerend: veel wordt niet verteld, vaak wordt zelfs niet eens gesuggereerd dat wat er weggelaten wordt, wel eens belangrijk zou kunnen zijn. Kwestie van informatiedosering en van perspectief, focalisatie, zo u wilt.

Geen opmerkingen: