maandag 29 juli 2013

Rhian Edwards, Clueless Dogs

Bridgend: Seren 2012. Paperback, 63 bladzijden. £ 8.99.

Bladerend in een regionale krant na een lunch in een pub in Wales, las ik een bericht over een dichteres die met haar debuut de Welsh Book of the Year Award 2013 gewonnen heeft (Llyfry Flwyddyn, zoals het daar heet). Deze Rhian Edwards, afkomstig uit Bridgend, Wales, is een performster, dichteres en musica. Eerder had ze al de John Tripp Award for Spoken Poetry 2011-2012 gewonnen. Intrigerend: als voordrachtkunstenares een boek van het jaar-prijs winnen met een poëziedebuut. In een volgend stadje, meer in het bijzonder Carmarthen, dat wel voorzien was van zo'n heerlijke, overladen Waterstones, de bundel aangeschaft, en vanmorgen, 23 juli, gelezen, omdat voor het eerst in dertien dagen de hemel een heel klein beetje betrokken is met grauwe wolken.

Achteraf las ik op het achterkaft: 'Her eye for vivid detail and talent for a dark tone are offset by a sly satirical humour and a true gusto for experience.' Klopt wel, ja. Vooral dat 'talent for a dark tone' is raak, wat mijn waardering voor deze poëzie aangaat. In het gedicht 'Pest Controller' vraagt de betreffende verdelger: 'What kind of stuff do you write?' En de ik-figuur antwoordt: 'Love poems, the dark side'. Helemaal raak, wat het merendeel van deze gedichten betreft, waarvan ik trouwens zonder meer aanneem dat ze in hoge mate autobiografisch zijn, maar dan wel op zo'n manier omgezet in taal dat ze veel meer zijn dan alleen maar dagboeknotities of een andere vorm van slam-achtig egogereutel.

Behalve zwarte, zware liefdeslyriek bevat de bundel veel jeugdherinneringen die evenmin erg vrolijk van kleur en toon zijn. Melancholie is dan ook wel het sfeersamenvattende label voor deze gedichten. Veel zijn anekdotisch, één gedicht neigt (toch nog) te zeer naar een verhaaltje met een clou in de slotregel, de meeste zijn doorstoken van allerlei poëtisch-lyrische en surrealistische details; soms ook is het surrealistische, het angstdromerige karakter het belangrijkste zoals in 'Shardeloes Road' waarin vijf strofes lang wordt opgesomd wat niet het angstaanjagende van dat huis in die straat is, onder andere:

not the bra slung over the chair,
its Siamese twinned cups
shining like the scalps of babies.
Een dergelijk dichterlijke verrijking van de gewone waarneming houdt mijn aandacht stevig gaande. Edwards past verder allerlei poëtische technieken toe, maar geen van alle zo intens of frequent dat ze opvallen of monotoon worden. Heel zelden rijmt ze op regeleinde, vaker tussendoor, nu eens vertelt ze, dan weer bezweert ze, soms huppelt ze in trocheeën, eenmaal in heel korte dactylische regels, doorgaans in vrije verzen, soms varieert ze doorheen het gedicht een repeteerregel, zoals in 'Tiptoe' dat begint met 'I wander dreamless through your dialogues', waaraan de derde strofe haakt met 'Yet I tiptoe through your daydreams', dat in de vijfde strofe omgevormd wordt tot: 'So I wander seamless through this monologue', en het slot is, weer tekenend voor de sfeer van de bundel:
And yet I tiptoe through your daydreams.
Still I tiptoe through your daydreams.

And when that thought has passed,
have I left my mark?
Not even a footprint
of me now remains.

Dankzij deze bundel was er toch een lichtpuntje in deze schemere ochtend, want Clueless Dogs heb ik tijdens het ontbijt in één geut uitgelezen; ik kon het niet wegleggen; bleef van begin tot eind geboeid door deze gedichten die zeer gevarieerd van vorm en gebeurtenissen zijn en toch ook zeer één van toon, en dat is er niet een van wanhoop of ondergang, laat dat nog even gezegd zijn. Het boek eindigt met het gedicht 'Girl Meats Boy' (de titel lijkt een neologistisch werkwoord te bevatten, zo zeer is deze poëzie rijk aan taalvondsten ook); het eindigt met:
This woman, she made
a meal of you.
Om het af te leren een heel gedicht, 'Skeeter Syndrome', waarvan ik denk dat het de anekdote net ontstijgt, op grond van andere existentiële noties elders in de bundel:
I felt a tickle to my ankle,
saw her, dithering in the air
light as dandelion snow,
a winged needle, a mother-to-be
clumsy with the harvest of my blood.

I caught her dancing on the wall,
crushed her with a single applaud.
I opened my hand to a mangle of limbs,
a patch of my own blood - the stigma
of killing something full of me.

Geen opmerkingen: