Hoe gaat dat? Ik las een recensie, geschreven door Piet Gerbrandy in De groene Amsterdammer (waarom schrijft die nog maar zo weinig in de Volkskrant). En die was enthousiast. En wat ik erin las beviel me, zowel de beschrijving als de citaten. Terwijl: hoe duidelijk zijn recensies, althans waar het gaat om het eruit halen van een aan- of afbeveling die voor mezelf geldig zou zijn? Ik kende Hélène Gelèns' werk niet. Al denk ik nu, achteraf, dat ik haar toch al wel eens gehoord had via VPRO boeken. Een luchtig gesprek met Anton de Goede, waarin ze, zonder poeha, zegt dat ze tijdens het ontstaan van een gedicht als 'Stamel de naam' (uit haar debuutbundel Niet beginnen bij het hoofd uit 2006) dacht: 'Wat komt hier te staan? Ja... Waar gaat dit eigenlijk over?' Niet makkelijk maar ook niet dikdoenerig-moeilijk.
Ook de titel van de bundel is de moeite waard. Waarom, weet ik niet. Het zullen wel weer allerlei eraan verbonden associaties zijn, onder andere; al krijg ik er nu geen verwoord. Oh jawel: Sta op en wankel, van Ingmar Heytze. Maar qua poëzie hebben die twee weinig gemeen. De poëzie van Gelèns lijkt, voor zover ik het nu kan overzien, niet op andere poëzie.
Een afbeelding van het prachtige (en sterk aan de inhoud gerelateerde) omslag, gemaakt door Marry van Baar, was het nauwelijks nog nodige zetje over de drempel van De literaire boekhandel aan de Lijnmarkt. En enkele dagen later, vanochtend, heb ik tweemaal achtereen de bundel gelezen. Voorlopig oordeel: mooi en/want dit is heel eigenaardige poëzie. Dat bedoel ik dan wel letterlijk. Deze poëzie heeft een heel eigen aard. Het is dus maar beter geen vergelijkingen te trekken, ook niet te zeggen dat deze poëzie soms het luchtiger zusje van Hans Faverey lijkt. Dat slaat nergens op, al schoot me wel door het hoofd. Misschien omdat de eerste afdeling gaat over 'ongeremd rennen'; weerbarstige bespiegelingen van een hardloopster, zoals ooit die roeiers, doch dan zonder 'zich', maar: 'de hel is een stilgezet hier' (nauwelijks hoofdletters en interpunctie, inderdaad). Maar Gelèns klinkt zo veel beweeglijker: 'taklijn lintlijn (sprong) taklijn lintlijn (sprong)', een regel die alleen maar goed te lezen is als slotregel van het hele gedicht 'hoe boven alles uit', dat gaat over de dreiging van een champagneflûte, die in een boom hangt. Maar als ik het zo beschrijf, lijkt het nergens op. 'Een goed gedicht kun je niet navertellen', wordt Gelèns terecht achterop haar eigen bundel geciteerd.
De gedichten van Gelèns zijn zeer vrij gevormd, en zeer ritmisch en soms taalspelerig ('rennen en wennen alsof / mijn zweven ervan afhangt?'), maar niet te veel, dus prettig. Sommige lijken vooral conceptuele experimenten, bijvoorbeeld dit deel van de cyclus 'cirkels, cirkelen' (daar is het omslag) uit de gelijknamige laatste afdeling:
willekeur
stip! het maakt niet uit waar niet wanneer hoe
geconcentreerd, stip! als je maar niet spiekt
je neemt een pen, een leeg vel papier
sluit de ogen, stip in het wilde weg
het vel vol stipstipstipstip flink doorstippen
leg de pen neer na een minuut of twee
open je ogen en zie: veel stippen
met staarten! haha geen probleem
trek een cirkel, het maakt niet uit hoe wanneer
waar op het vel, tel netjes binnen de lijn
elke stip elke aanzet van een staart
proficiat, je nam zojuist een steekproef!
(hoe groter je cirkel hoe beter de proef
de gemiddelde stippendichtheid nadert)
Omdat het me moeilijk valt deze gedichten te typeren, nog maar een zinloze vergelijking, zodat ik dan het betreffende gedicht kan citeren. Het eerste van de zes delen van 'de afzet voor het zweven' lijkt, louter naar de vorm, op 'Zeiltocht' van Gerrit Achterberg. Wanneer zie je nou een gedicht van die vorm? Voor Achterberg: zie deze ge-animeerde verweving van verschillende versies door A.J. Udo de Haas. Gelèns' gedicht gaat niet over zeilen maar rennen:
neem uit ongeremd rennen één stap
uit de stap de afzet voor het zweven
bevries in dat moment - een en al ren
wen! almaar deze stap almaar deze
afzet deze knerp van het grind almaar dit
ver naar achter gestrekte been almaar
deze loeiende druk op je grote teen
deze miezelregen op je wang
die rijpe dauwbramen
die flard parfum
wen
Er zit veel gebiedende wijs in zet af en zweef; maar geboden zijn de gedichten niet. Aanbevelingen, aanmaningen, aansporingen, zodat er de overgang van taal naar daad in schuilt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten