Een spannende roman met een bomaanslag in de parkeergarage van de Stopera, een vliegtuigkaping op Schiphol en een schoolkinderengijzeling in Oud-Zuid door een elftal niet specifiek religieuze maar kennelijk anderszins ontspoorde jonge Marokkanen, waarin verder optreden: wijlen de atheïstische filmregisseur Theo van Gogh, als beschermengel van een doorgewinterde joodse, maar niet religieuze drugscrimineel die het liefderijke en medemenselijke licht ziet wanneer hij door een transplantatie het hart krijgt van een niet-celibatair levende Afro-Amerikaanse franciscaan die zijn ex-minnares een jaar lang hartstochtelijk gemind heeft; de joodse, maar niet religieuze schrijver Leon de Winter, die gescheiden is van zijn vrouw, de joodse schrijfster Jessica Durlacher, die er vandoor is gegaan met een rijke architect, wat Leon op zijn beurt voor een tijdje in de armen van de ex-minnares van die drugscrimineel jaagt, welke twee evenwel aan het eind goed al goed samenleven met hun voor die man tot dan toe niet bekende zoon erbij; de joodse, maar niet religieuze top-advocaat Bram Moszkowicz, die gescheiden raakt van zijn vriendin Eva Jinek, wier achtergrond en overtuiging, meen ik, niet in beeld worden gebracht, die liever een tv-programma presenteert met Jeroen Pauw (of met Paul Witteman, dat weet ik nu niet meer); de joodse, maar niet religieuze burgemeester Job Cohen, die zowel een vrouw heeft als een door hem stevig bezochte minnares die (waarschijnlijk) omkomt bij de bomaanslag (maar dat wordt in de roman niet opgehelderd), terwijl ze in het bezit is van de portefeuille met alle creditcards van Job, die hij na een wip vergeten was mee te nemen; de calvinistische en bij vlagen belijdende minister P.H. Donner, wiens leven getekend is door een bij een roei-ongeluk omgekomen jeugdliefde; en Geert Wilders. Onder anderen.
Heel veel gedoe, dus, met veel voor de personages aanvankelijk onbekende relaties tussen de (andere) personages, die aan en uit gaan en intercontinentaal, intersociaal, interraciaal en internogmeer zijn; personages die alleen maar bij elkaar gebracht kunnen worden in een schier Mulischiaans-metafysisch brei-, kant- en haakwerk, waarvan het toppunt een haast letterlijk geval van deus ex machina is, namelijk een liefdevol beschermengelijk ingrijpen door Van Gogh. Bijna lijkt het een plot die typerend is voor het theatrale oeuvre van John Lanting. Wel grappig is, nu ik het toch over Mulisch heb, dat net als in De ontdekking van de hemel hier een lid van de familie Donner een rol speelt; een interreëeltextueel verband waar beide auteurs waarschijnlijk van (zouden) glim gaan lachen.
Jammer is dat VSV wel over actuele maatschappelijke problematiek gaat maar niet echt een analyse biedt van het (wel of niet moslim-extremistisch terrorisme-) probleem. Ik heb hierboven van bijna alle personages kort hun denominatie annex religieuze achtergrond aangegeven omdat de kern van het conflict tussen de echte Van Gogh en de echte De Winter, evenzeer als dat van de hier opgevoerde personages, lag in het verwijt van de eerste dat de tweede zijn joodse identiteit zou uitventen. Als je het erin wilt lezen, zit er inderdaad een spoor van in deze roman, maar ook niet meer. En wat dan nog. Er zijn zo veel autobiografisch gefundeerde romans.
Het gaat erom of een roman, liefst op aantrekkelijke, intrigerende, spannende, vermakelijke en zo verdere wijze, iets te zeggen heeft, waar dan ook over. En ik geloof dat deze roman iets wil uitdrukken van het belang van onbaatzuchtigheid, of misschien wel van: liefde, in plaats van het gebruikelijke voorop plaatsen van eigenbelang en conventies. Wat dat laatste betreft, is het opmerkelijk dat er geen gewone, laat staan een gewone burgerlijke relatie tussen welke personages dan ook geschetst wordt. Bijna iedereen wordt uiteindelijk getekend en gedreven door liefde, gezochte, gevonden of verloren liefde. Leon verliest zijn Jessica aan haar vrijer, Max zijn Eva aan haar professionele ambities; de franciscaan is een hartstochtelijk minnaar zonder dat zijn franciscaner ambities daaronder lijden, in zijn eigen noch in anderer ogen; Sonja kan niet zonder haar Max die tegelijkertijd een bedreiging voor haar is, zodat ze steeds voor hem vlucht, naar alle continenten (het lijkt wel of zij in haar eentje de joodse diaspora verbeeldt terwijl van Max indirect wordt aangegeven dat zijn fundamentele woede, die haar de stuipen op het lijf jaagt, gevoed is door zijn Tweede Wereldoorlogse familiegschiedenis); Max kan echt niet zonder zijn Sonja maar wordt in het dagelijks leven wat te veel afgeleid door zijn materiële verlangens tot hij het franciscaner ruilhart ontvangt; P.H. is getekend door de dood van zijn jeugdgeliefde; Job is een respectabel burgemeester en echtgenoot en een bezeten minnaar; Kichie, Max’ toegewijde steun en toeverlaat, is de enige die alleen maar getrouwd is, maar hij besteedt al zijn aandacht aan Max en de criminaliteit, en anders zit hij, vrijwel onbereikbaar voor echtgenote en kind, in een penitentiaire inrichting; zijn zoon Sallie wil niet trouwen met de voor hem uitgezochte bruid, zijn nichtje Darya; en Nathan, om er een eind aan te breien, de zoon van Sonja en Max, brengt indirect alles tot een goed einde via zijn kalverliefde voor klasgenote Lia, die hij toont door middel van een hartvormig horloge dat hij haar wil schenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten