donderdag 29 december 2022

Jan Postma, Vroege werken

Via Twitter, toen dat nog niet zo'n putlucht genereerde, raakte ik bekend met het bestaan van ene Jan Postma; beter nog: via retweets; die had je daar. Opmerkelijk, dat ik hem nog niet kende, want ik ben al een tijd opnieuw geabonneerd op De groene Amsterdammer waarvan hij redacteur is, waarin hij ook regelmatig schijnt te schrijven. Altijd overheen gelezen (of: wel gelezen, maar niet gelet op de naam van de auteur). Inmiddels volg ik hem welbewust, niet meer op Twitter maar op Mastodon en voortaan zal ik mijn weekblad zorgvuldiger doornemen, al moet ik er voor de volledigheid bij noteren dat ik daarin welbewust enkele andere columnisten oversla wegens hun duurzaam gebrek aan kwaliteit (zowel inhoudelijk als qua stijl) en een dito, dus volstrekt congeniaal gebrek aan interesse van mijn kant. Misschien had ik één schaap te veel over dezelfde kam geschoren. Misschien is een column nog wel eventjes iets anders dan een echt essay dat bundelwaardig is, in mijn optiek, maar sommige columnisten geven daar geen zier om en bundelen doodleuk hun futiele columnpjes, en andere noemen hun essays, wellicht onder dwang van de hoofdredactie of het format, toch maar columns. Het kan verkeren.

Wat me opviel aan de berichtjes van Postma op het sociale medium: scherpte van zowel visie als verwoording, gekoppeld aan een gezonde dosis absurditeit, c.q. een gezond oog daarvoor, en een indrukwekkend grote en gevarieerde belezenheid  – zowel letterlijk als figuurlijk, wilde ik erbij tikken, maar ik realiseer me dat ik eerst nog goed moet nadenken over wat ik onder 'figuurlijke belezenheid' versta. Deze kwaliteiten doen de in Vroege werken verzamelde essays (Das Mag, 2017) ver uitsteken boven wat er zoal in Nederland geprobeerd wordt op het slecht afgebakende, drijfzandrijke grondgebied van het essay. Maxim Februari steekt er wat mij betreft trouwens net zo ver bovenuit, al zijn diens kwaliteiten anders gedistribueerd. Februari start, denk ik, doorgaans met een professioneel probleem met een kaliber van minimaal landsbelang, terwijl Postma dichter bij huis, vaak zelfs letterlijk thuis begint maar uiteindelijk vergelijkbaar ver reikende onderwerpen blijkt te behandelen. Beiden staan graag in de kombuis van de ethiek en de moraal te proberen voedsel voor de geest van topkwaliteit te bereiden.

Het tuiltje Vroege werken lijkt niet erg samenhangend, zeker niet in de zin van monomaan of rechtlijnig. De onderwerpen lopen uiteen van Jan zelf, een naamgenoot, (straat)fotografie – of is dat al uit het volgende boek, Is dit alles? (2021), waar ik inmiddels aan begonnen ben, terwijl ik me voorgenomen had eerst verder te lezen in De man zonder eigenschappen –, kunstenaars en/of denkers die ik nog niet of niet goed kende, een muizenplaag, roodharigheid en nog zo wat. Ik moet heel hard naar de precieze onderwerpen zoeken in mijn steeds verstekkeriger geheugen; had het boek geleend in/van de Online Bibliotheek en de uitleentermijn is verstreken; aantekeningen heb ik niet gemaakt, want ik kon geen tekst knippen&plakken; mocht niet.

Daar (d.w.z. de onderlinge samenhang van de stukken in de bundel) komt bij dat ik de bundel niet op m'n e-lezer mocht opslaan en dus (?) afwisselend op m'n telefoon en iPad heb gelezen, de een eigenlijk te klein voor de lectuur van een boek, de ander te zwaar om mee in de trein te nemen of in bed te lezen, beide geplaagd door een te spiegelend en te veel licht uitstralend oppervlak dat zich hinderlijk tussen lezer en tekst in dringt. Mijn lectuur was, anders gezegd, niet optimaal. En ja hoor: ik wil Vroege werken herlezen!

Daar (d.w.z. die bundelsamenhang) komt bij dat de essays stuk voor stuk ook niet recht van draad zijn: Postma maakt met zwier gebruik van allerlei zijwegen, waar zich die ook aandienen in zijn door hemzelf aangelegde denkpistes, op zo'n manier echter dat je je als lezer nooit verloren waant. Zelfs niet als het bij voorbeeld in een stuk 'Over echt doen alsof' – onder de titel 'Aantekeningen uit de nieuwe wereld' – ineens over poëzie gaat. Graag citeer ik die passage, hoewel de Online Bibliotheek dat niet probeert te faciliteren:

Poëzie is gelegen in de poging de kloof tussen dat wat zich laat weten en dat wat zich laat beseffen met woorden te overbruggen. Ik geloof dat in de poëzie het meest overtuigende menselijke antwoord op de natuurwetten schuilt. Waarmee niet gezegd is dat ik aan een van beide zaken veel tijd besteed.

Typisch. Dat essay gaat dus niet over poëzie, maar hier drong ze zich niettemin op. Het gaat veeleer over die 'kloof tussen weten en wat zich laat beseffen', net als veel van de andere essays, uiteindelijk. Als ik niet beter wist, zou ik ze proberen te omschrijven als sociaal-fenomenologische, ethische micro-verkenningen. Postma's peripathetische gang zegt iets over de afgeslotenheid van zijn essays. Afgesloten betogen zijn het namelijk niet. Gelukkig niet. Postma beantwoordt geen vragen, lost geen problemen op, maar onderzoekt ze, verkent ze, belicht ze, overdenkt ze en houdt ze tegen het licht en allerlei achtergronden en zet ze in kaders om te bezien of ook die kunnen helpen om tot een beter begrip te komen, alles vanuit een durende verwondering over het menselijk zijn dat zich even complex als ondoorgrondelijk voordoet, om niet te zeggen: absurd, maar dat toch geleefd moet (en lijkt te kunnen) worden.

Maar het is beter dat ieder die dit leest, Vroege werken zelf leest; beter dan dat ik het probeer het samen te vatten. Ik wil het alleen maar aanraden, aanprijzen, aanbevelen. Lees, let op, en laat je verrassen.