woensdag 31 januari 2024

Thijs Lijster, Frankfurter Schule

Elementaire deeltjes 82. AthenaeumPolak & Van Gennep, Amsterdam, 2023. Tweede druk (e-boek), 2023.

Hoewel ik eigenlijk bezig ben digitaal Ian McEwans Atonement te lezen (en nu al weet dat kijken naar de verfilming sneller gaat) en daarnaast van papier Arjen Fortuins biografie van Gerrit Kouwenaar (met een titel die wat mij betreft een terecht een leesadvies inhoudt: men moet), ben ik toch begonnen in de e-boek-versie van Thijs Lijsters zeer informatieve Elementaire Deeltje over de Frankfurter Schule; men moet immers niet alleen weleens ergens bij stilstaan, zelfs ook terugblikken, bijvoorbeeld op de stof van een lang geleden gevolgd bijvak, om beter te kunnen zien hoe het er met het heden aan toe gaat, hoe de vlag erbij hangt en waar het allemaal naartoe gaat. En daar is dit boekje bijzonder geschikt voor, zowel qua omvang (het is volgens mijn e-lezer in vier uur tijds te verschalken) als qua gedegen inhoud.

Lijster levert eerst een historische en intellectuele plaatsbepaling van de groep (of stroming, zo vraag ik me af, want het blijkt een groep van meerdere generaties) en presenteert daarna zes thematische hoofdstukken: over de 'dialectiek van de verlichting', over massacultuur en kunst, over fascisme en de 'autoritaire persoonlijkheid', over de 'geavanceerd industriële samenleving en over de 'communicatieve wending'; hij rondt het geheel af met een 'reflectie op de intellectuele nalatenschap van de Frankfurter Schule'.

Dat laatste klinkt een beetje gek, want uit niets in het boekje blijkt dat de Frankfurter Schule ten einde, afgelopen of opgedoekt is. In tegendeel: in zijn inleiding geeft hij in snelle trekken een schets van de actualiteitswaarde van deze denkers en hun teksten en tegen het einde denken er steeds namen op van toch weer nieuwe Frankfurter Schüler en (eindelijk) ook Schülerinnendat het begrip 'nalatenschap' maar betrekkelijk is, maakt ook de titel van het laatste hoofdstuk duidelijk: 'De actualiteit van de Frankfurter Schule'.

Deze denkers stonden (en staan dus nog), zoals Lijster het zegt, 'in het centrum van de filosofische en (sociaal) wetenschappelijke debatten van hun tijd, waren pioniers in het bestuderen van popcultuur, en hebben een enorme invloed gehad op het ontstaan van latere onderzoeksterreinen als cultural, gender en postcolonial studies  zelfs al kregen ze vanuit die hoek veel kritiek te verduren.' Nou goed, het zwaartepunt ligt wel bij de oudste garde: Horkheimer, Adorno, Marcuse, Fromm, Pollock en Löwenthal, maar de tweede, de derde en zelfs een vierde generatie slaat Lijster niet over.

Dit boekje is in zoverre eigenlijk onthutsend (merkte ik bij het lezen) doordat het gaat over een groep kritische denkers (en hun opvolgers) die zich vanaf plusminus 1923 manifesteerden maar die anno nu, honderd jaar later, nog steeds niet aan denkkracht en denkwaarde voor de actualiteit hebben ingeboet. Of moet ik het anders stellen: het is onthutsend dat onze wereld er na honderd jaar nog steeds belabberd aan toe is. Liet Geert Buelens in zijn studie van twee jaar geleden al zien Wat we toen [dat wil zeggen: in 1972] al wisten, Thijs Lijster verlengt met zijn fraaie overzicht van de Frankfirter Schule de periode van min of meer algemene doof- en blind- en onachtzaamheid voor de ideeën en inzichten van weldenkende filosofen en wetenschappers, die waarschuwen voor het destructieve ongerief van het menselijke doen en laten, met gemak met nóg een halve eeuw tot honderd lange jaren. Als we niet opletten, lopen we alsnog in polonaise regelrecht richting Grand Hotel Abgrund.


Een andere versie van de eerste zin van dit bericht verscheen eerder op het Instagram-account @de_ vrolijke_hermeneut

woensdag 3 januari 2024

Robert Seethaler, Der letzte Satz

Roman. 5. Auflage (1. Aufl. 2020). Hanser Berlin, München 2020. Hardback met stofomslag. 126 blz.

Mooi uitgevoerde, kleine roman, die toch bijna gans een leven omspant, en wel dat van Gustav Mahler. Als de eerste pagina precies één alinea bevat en dus met een zins- en alineaeinde eindigt, wordt mijn leesplezier aangewakkerd, nog meer wanneer de tweede pagina ook weer met een volledige zin eindigt (en de vierde, vijfde, achtste en negende ook, trouwens), en nog weer meer als de paginanummers alleen onderaan volledig of voor meer dan de helft met tekst gevulde pagina's staan. Als dan die eerste pagina nummer 7 heeft en inhoudelijk eindigt met een fraaie gedachtengang, staat niets een geneugtenvolle leesgang in de weg.

Het enige wat er in deze roman gebeurt, bij benadering, is dat Mahler, '[d] en Kopf gesenkt, den Körper in eine warme Wolldecke gewickelt', aan boord van een zeeschip op een voor hem afgezonderd deel van het zonnedek in de kou staat en zit en ligt, op weg van New York naar Europa, naar huis. Een scheepsjongen bekommert zich om en zorgt goed voor de, onder fysieke aftakeling zuchtende, wereldberoemde dirigent/componist, wiens gedachten naar alle uithoeken van zijn ten einde lopende leven waaien.

Echt een opgewekt humeur schuilt er niet meer in deze musicus. Zo eindigt de eerste pagina:

Jemand hatte ihm vom Duft des Meeres erzählt, aber es roch nach nichts. Hier draußen gab es nur den Geruch von Stahl und Machinenöl und den Wind, der von Norden kam und sich nie zu drehen schien. Mahler mochte den Wind. Er hatte den Eindruck, er wehe ihm dumme Gedanken aus dem Kopf.

Het leven was hem toen geen lolletje meer met een jong gestorven dochtertje en een flamboyante eega die, mede doordat hij wat al te veel met zijn eigen werk bezig is, iets met een architect begint te knutselen, bijvoorbeeld, en niet te vergeten het Weense antisemitisme dat het genot van de roem verzuurde die hij verwierf met zijn verfrissing van de Hofoper aldaar.

In het laatste van de zes (niet van titel of nummer voorziene) hoofdstukken ligt de focalisatie opeens bij de scheepsjongen en zijn we een paar maanden verder; Mahler is al dood. Hij, de scheepsjongen, die inmiddels in de haven van New York werkt en niet meer met thee en warme dekens voor Mahler aan komt draven maar nu zeult met olievaten en pallets met katoen, vindt het tijd om te gaan.

Gek, opeens krijgt de roman een vliesdun randje van een coming of age-verhaal. De scheepsjongen lijkt belangrijker dan hij in de vijf hoofdstukken ervoor ooit was. Alsof Seethaler terugvalt op de verhaalgegevens van zijn eigen Der Trafikant (ook Freud duikt in Der Letzte Satz weer op, nu in Leiden) of zelfs van Thomas Manns Der Tod in Venedig (geschreven in het jaar waarin Mahler stierf).

Om kort te gaan: die Seethaler kan er wat van, van helder, scherp, secuur schrijven en vertellen. Maar toen ik dit boek dichtsloeg (iets wat met een digitaal boek helaas onmogelijk is) wist ik toch niet zeker of het een vlot weglezende roman is, een fijn brokje literatuur, of toch maar een onsje Edelkitsch.


'Wer eine Neunte geschrieben hat, der steht dem Jenseits nahe', schreef Mahler in een brief, 'in welcher Tonart sterbe ich?'
(bron foto en citaat: Spiegel Geschichte)