Mooi boek. Ik had het, net terug van vakantie, in het Frans gelezen, en wilde even zien of dat een beetje goed was gegaan. Dat viel gelukkig wel mee, al komen er via de vertaling toch wel de nodige accenten bij. Maar niet in de titel, die volgens mij behoorlijk ongelukkig is omgezet, zoals ik elders opmerkte. Ook de opdracht is in de vertaling niet daverend. 'Pour celles et ceux que l'on blesse', is geworden: 'Voor iedereen die we pijn doen'; daar staat het Nederlands machteloos zonder onderscheid tussen hemmen en haren, en persoonlijk vind ik in deze context dat 'pijn doen' wat al te kras, te fysiek; ik zie dat 'blesser' hier meer als 'krenken'. Verder heb ik niet op de vertaling gelet, ik wilde het boek, het verhaal herlezen.
Het is een eenvoudig verhaal. En man keert terug naar zijn geboortedorp om er zijn moeder te begraven, die hij de zestien jaren daarvoor niet heeft gezien of gesproken, omdat hij haar op zijn zestiende verlaten heeft, omdat zij, die op haar zestiende zijn moeder werd, hem heel zijn zestienjarig leven lang belazerd en uiteindelijk diep gekrenkt heeft, zij het met oprecht de allerbeste bedoelingen. In die drie dagen schieten er allerlei brokken verleden door zijn hoofd en spreekt hij, rondom de begrafenis, natuurlijk ook met de nodige mensen. Als hij aankomt is het dorp grotendeels ten prooi aan een overstroming; dat geeft een mooi desolaat tintje aan het decor; maar als hij weggaat, is al dat water weg opeens, en dat is een beetje al te dik erop gelegd, maar voor de rest is het, als gezegd, een mooi boek.
Het heeft in de verte wel iets te maken met Bart Vercauterens Het graf van de voddenraper, in zoverre dat het ook een klein boek is, een ingetogen vertelling, en dat het een periode van enkele dagen bestrijkt waarin, in het zoeklicht van de dood, op een heel leven, althans op de crux van een heel leven, wordt teruggekeken. Maar terwijl Vercauterens René zijn eigen leven en de grote fout die hij erin gemaakt heeft, uiteindelijk tot op het bot doorgrondt, ziet de naamloze ik-verteller van Claudel er op het allerlaatst van af om de confrontatie met het antwoord op zijn grote vraag aan te gaan, de brief van zijn moeder te lezen. Die vraag is: Wie was mijn vader?
Een ander verschil met Vercauteren is nog dat Claudel zeer bloem-, beter: vergelijkingenrijk vertelt, en ook veel realia beschrijft (dat maakte het Frans wat lastig te begrijpen soms, geloof ik).
Wat de hoofdfiguur niet te weten komt, dat antwoord op de grote vraag, kan je als lezer al ver voor het einde afgeleid hebben uit allerlei kleine gegevens die tussen alle anekdotes door verschijnen. Maar eigenlijk gaat de roman niet om het beantwoorden van die vraag, maar over hoe een leven, of zelfs aan meerdere levens, naar de gallemiezen gaat wanneer er een fundamentele weeffout in zit. Alle goede bedoelingen, alle liefde, alle welwillendheid lijken dan gedoemd tot niets, of zelfs tot het tegendeel te leiden.
Het aardige van deze roman is ondermeer dat de hoofdpersoon in die drie dagen in contact komt met bizarre dorpelingen, zoals de hotelier die al jaren failliet is, de pastoor die er helemaal niet meer van houdt om hemelse troost te bieden, de jongen zonder gezicht, en, in een ingebed verhaal, de gekke oom van de hotelier, die in populieren klom om de maan te pakken, maar die ook een legende kende die deze roman zijn (Franse) titel geeft. En ook de oude Franche, die in hetzelfde huis woonde als de ik-verteller, is bizar.
De oude Franche was hier horizontaal vertokken, geveld door een bloedvergiftiging. Toen hij zich dwars door zijn broek heen in zijn dij had gesneden met een scherf van een fles, had hij een heel eigen medisch recept op zichzelf willen uitproberen door de wond te ontsmetten met een tube bandensolutie van het merk Sékal ('Sékal repareert radicaal!').De vreemdheid van die figuren geeft een lichte toets aan de ellende waar ze in wezen allemaal over vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten