With an introduction by Catherine Lacey. Fitzcarraldo Editions, London 2024. Fitzcarraldo Editions Classics no. 6. Paperback met flappen, 289 blz., gezet uit de Fitzcarraldo. Oorspr. uitgave 1962.
In de boekhandel plots en volledig gevallen voor de titel; van de auteur eerder niet gehoord, maar de uitgaven van Fitzcarraldo Editions hebben in het spectrum van mijn boekenlust minstens zeven streepjes voor op alle andere. Weer een fraai vormgegeven leesavontuur.
Hoewel ik niet houd van literaire werken met een inleiding (want dan zijn het van die geleerde edities, en die maken ze alleen van werken waar je je niet zomaar in verliezen kunt en dan moet je voetnoten lezen en verantwoordingen) werd ik meteen over die potentiĆ«le drempel heen gesleurd door de kern van de openingszin van Catherine Laceys ‘Introduction’ bij deze uitgave, een mooi boekwerk, uitgegeven ter gelegenheid van de honderdste herdenking van de geboortedag van de auteur:
The first Janet Frame story I ever read was titled ‘My Last Story’, a brief and humorously irate few paragraphs railing against the self-inflicted indignity of writing fiction [...].
Alsof deze kwadratuur van de verrassende opening niet afdoende zou zijn om mijn aandacht langer gevangen te houden, bleek de rest van de inleiding niet minder intrigerend, zowel wat betreft de informatie over deze roman als aangaande het bizarre lot dat Frame in haar leven heeft getroffen.
Voor zover ik kan nagaan is dit het eerste werk uit de Nieuw-Zeelandse literatuur dat ik ooit onder ogen kreeg. De schrijfster wordt door Lacey gerekend tot de
writers who constantly question the purpose of their writing – writers who intend their sentences to rattle like wind-up toys across the page – writers who want to transfer their exhaustive, existential curiosity to the reader[.]’
Dit soort schrijvers wordt er, nog steeds volgens Lacey, vaak van beschuldigd plotloze boeken te schrijven. Dat mag zo zijn, maar de inleidster had er wat mij betreft aan toe kunnen voegen dat Frame het eventueel gebrek aan plot heel sterk, ruimschoots voldoende weet te compenseren door een enorm rijk gevarieerde stijl en dito vocabulaire, waarmee ze althans deze lezer van meet af aan tot en met het einde stevig geboeid wist te houden.
De kwadratuur van de opening van het boek wordt met nog een factor vergroot doordat de roman de editie blijkt te zijn van een manuscript dat werd aangetroffen in de nalatenschap van ene Thora Pattern en dat door Peter Heron, een ‘Hire-Purchase Salesman’, bij de uitgever werd bezorgd. Deze Thora Pattern breekt af en toe nog met auctoriaal commentaar in in haar eigen roman, die handelt over het vreemde leven van drie (andere) vrijgezellen: Toby, een 35-jarige, epileptische Nieuw-Zeelander, die al personage was in Frames romandebuut Owls Do Cry (1957); Pat, een Ier die wat betreft pochen op zijn vrienden vergeleken wordt met ‘a big-game hunter, proud of the carcasses, but doomed to have no relationship with the living animal’; Zoe, een zeezieke Britse lerares uit de Engelse Midlands die weldra voor het eerst van haar leven gekust wordt.
Helemaal zonder plot gaat het vertellen natuurlijk niet, dus deze drie, in sociaal-psychologisch opzicht wat singuliere figuren aan de rand van het normale leven, reizen vanaf het zuidelijke eiland van Nieuw Zeeland naar het Verenigd Koninkrijk en verblijven aldaar in London zonder erg veel vorderingen te maken met het opwaarderen van hun levens. Opmerkelijk genoeg noemt Thora Pattern (het schrijven van) de roman ‘a journey of discovery through the lives of three people’. En Lacey ziet weer verbanden tussen Pattern en Frame.
De titel van de roman staat als een huis, denk ik, ook al weet ik niet wat deze complexe metafoor precies beduidt. Ervan uitgaande dat ‘Alphabet’ (mede) een metoniem is voor taal en communicatie, is ‘Edge’ een krachtige ruimtelijke metafoor waardoor het alfabet als een onoverzichtelijk terrein wordt gepresenteerd, met alle mogelijke complicaties van dien, waaronder het gevaarlijk langs het randje ervan lopen alsmede het erin verdwalen en wellicht zelfs verdwijnen, zeker wanneer je over de rand heen gaat. Daarnaast is er in mijn Nederlandstalige hoofd de associatie mogelijk met het spreekwoordelijke ‘scherp van de snede’ dat (net als ‘the razor’s edge’) juist refereert aan precisie en doeltreffendheid. Hoewel Lacey niet expliciet ingaat op de titel, wijst zij wel op de tweeledigheid die Frames thematiek kenmerkt, die van taal en fictie enerzijds, werkelijkheid en waarheid anderzijds, en daarnaast nog abstractie en figuratie of concreetheid, en enkeling en gemeenschap.
Op allerlei momenten schiet Frame heen en weer tussen twee polen, of laat zij dat haar personages doen. Als lezer moet je daarin, denk ik, meegaan en de hele boel maar op je in laten werken, zonder meteen te veel te gaan piekeren en proberen te evalueren. Zie een prettig in de climax ontsporende enumeratie als die in het citaat hieronder:
Toby gave his Aunt Norma a feeling of untidiness in herself and the world about her, a sense of gaps and holes and torn threadbare linings that made her want to take her needle and thread (she had worked as a tailoress and still took in sewing) and sew day and night to make pockets safe once more, clothes warm and buttoned, and even to secure the sky tightly to the edge of the world, with no draughts and flapping fringes.
Het gevaar van het alfabet wordt soms in de vertelling gethematiseerd:
The used words have their peril. The rust on them (they say) brings tetanus to the wounded life.
En als de inhoud van een zin(sdeel) niet prikkelend is, dan wel de gekozen vorm:
And apple tart in a deluge of pus-coloured liquid called custard.
Vaak is het de onverwachte omslag die deze lezer vreugde schenkt, zoals aan het slot van het (beknopte) citaat hieronder in de repetitie van deelzinnen met infinitieven plus lijdend voorwerp, waarvan alleen de laatste uitgebreid wordt met een bijvoeglijke bijzin die een beeldspraak bevat die lang nadreunt:
She is a prostitute, Zoe thought. I, Zoe Bryce, who have had no further experience of men than a kiss from a stranger, am sitting, drinking coffee, talking, smoking, on a late summer afternoon, with a prostitute who is also a stranger. I could be writing letters – to whom? Doing crossword puzzles. Eating sixpence worth of peanuts and raisins. Knitting. Reading books which beat gongs up and down the tiled bareness of my heart.
Hoewel de levens van de drie personages nogal leeg zijn en op weinig verheffends gericht (laat staan dat er doelen daadwerkelijk bereikt worden), zijn de descripties waarmee ze worden gepresenteerd vaak bijzonder opmerkelijk. Bijvoorbeeld het volgende aspect van een typering van Toby:
His walk is a clamber as if in each step he surmounted obstacles of which other people have no knowledge.
Daardoor is dit een mooi boek, een vreemde roman, maar een heel mooie roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten