Vertaald door Caroline Meijer en Lette Vos. E-boek naar de 1e druk, De Bezige Bij, Amsterdam-Antwerpen 2016 (oorspr. Outline, Faber & Faber, London 2014).
Tien romeins genummerde hoofdstukken telt dit boek, dat net zo goed een verhalenbundel genoemd zou kunnen worden als een roman, afgaand op de Nederlandse titel: in ieder hoofdstuk trekt de (bijna volledig) anonieme vertelster (Faye) met woorden de omtrek, de contour, het silhouet van steeds een ander personage, maar steeds komt ze niet tot een volledig portret. Van Dale (E-N) geeft ook een andere vertaling van outline: schets, samenvatting, synopsis, en ook die is van toepassing op deze vertelling of reeks van vertellingen. Het enkelvoud van de Engelse titel biedt een belangrijke interpretatiemogelijkheid, die minder voor de hand ligt bij het meervoud van de Nederlandse: door al de verhalen over al die anderen schetst Faye indirect een onvolledig portret van zichzelf.
Je kunt ook zeggen dat die Nederlandse titel de schroomvallige vertelster nog beter in de anonimiteit houdt. Bij verder zoeken bleek me dat de Dikke Van Dale (N-N) 'contour' wel als lemma heeft en de betekenis 'omtrek, omtreklijn' geeft, maar geen gebruiksvoorbeeld ervan; wel een met 'de contouren'. Dus wellicht is de Nederlandse titel in de omgangstaal net zo rijk als de oorspronkelijke.
De rol van de vertelster is dubbelzinnig. Ze is narratologisch bezien de hoogste vertelinstantie, ze is in de verhaalwereld een schrijfster, en vertelt over haar reis – zonder ex en zonder kinderen – naar Athene, waar ze een schrijfcursus geeft en in aanraking komt met tal van mensen, ook in het vliegtuig al. Het is niet zo dat ze als een late Hildebrand in een nieuwe Camera Obscura vertelt wat haar overkwam; ze geeft slechts weer wat al die anderen aan haar vertellen over hun wederwaardigheden. Als ze indirect weergeeft wat een ander haar vertelt, dus zonder letterlijk te citeren, wekt dat op mij vaak de indruk of het niet in de indirecte rede is, maar in de zo geheten erlebte Rede. Dat zorgt ervoor dat Faye zelf nauwelijks in de kijker lijkt te komen. Dit eens te meer wanneer de ander op zijn of haar beurt weer vertelt wat haar of hem door weer een andere ander werd verteld. En dan is er, als een soort tegenbeweging, de overeenkomst die er te zien lijkt tussen de vertelster Faye met de schrijfster Cusk.
Het is precies deze structurele gelaagdheid van de vertelling, het steeds maar weer vertellen en weergeven van wat verteld is of zelfs van wat er verteld is dat er verteld is, en de onvolledigheid van al de portretten, plus de grote hoeveelheid van ingebedde vertellers en vertellingen waardoor het boek – klaarblijkelijk niet opgezet als vakantielectuur – me al snel behoorlijk begon te vervelen, mede doordat de personages niet uit de verf komen, schimmig en tijdelijk blijven, van geen belang lijken te zijn, geen van alle tot leven komen, laat staan interessant worden, ogenschijnlijk ook niet voor de vertelster.
Dat was een forse teleurstelling na de recente leeservaring van Second Place. Ook de hyperbolerige stijl droeg niet bij aan m'n vakantieleesvreugde. Het boek bevat genoeg materiaal voor dertien dozijn eindwerkstukken over het hele skala van intensiveerders die er sinds de jaren dertig van de vorige eeuw zijn onderscheiden door internationale taalbeheersers uit diverse stromingen.
Men raakt in dit boek niet ontroerd door herinneringen maar werd overmand door emotie; iets duurt niet een jaar, maar een jaar lang; men vergat niet iets, maar men wist niet meer precies; iets gebeurt niet 's avonds, maar het was tegen de avond geweest; en de vlammen kon je niet in Athene zien, maar in heel Athene; beelden gaan niet de wereld over, maar worden over de hele wereld herhaald; iets is niet een middel, maar zelfs een noodzakelijk middel; ruïnes zijn verlaten ruïnes; iemand voelt geen schaamte, maar niets dan schaamte, en dat niet zomaar, maar zo erg dat hij zowaar [...]; en tot slot van deze bloemlezing uit slechts twee kleine e-boekbladzijtjes is iemand niet verlegen, maar zo extreem verlegen en teruggetrokken dat zijn moeder besloot hem op dansles te doen, zodat hij wat meer zelfvertrouwen zou krijgen. Ik vergeet bijna nog te zeggen dat diezelfde jongen op de volgende bladzijde [n]iet alleen [...] te dik en onzeker [blijkt te zijn], hij was ook zo mensenschuw dat hij om onverklaarbare reden altijd onderuitging; nog een paginaatje verder staat er: En dus ging hij regelmatig onderuit, en hard ook, en spartelde dan vernederd tussen de wervelende voeten van de andere kinderen, als een aangespoelde walvis.
Daar komt bij dat de formulering zoals ik/ze/hij al zei maar liefst elf maal voorkomt en het bloedeloze een of andere 21 maal.
Gek genoeg heb ik het boek wel volledig ten einde toe uitgelezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten