zaterdag 1 december 2018

Lisa Halliday, Asymmetry

Granta, London 2018 [oorspr. Simon & Schuster, New York, 2018]. Pocket, 271 blz.

Van sommige boeken, romans, en zelfs (?) van sommige debuten, lees je (en dat is mijn generalisering) recensies en denk je... denk ik: 'Interessant... heel aantrekkelijk... kopen!'

Achteraf weet je (weer een rare generalisering; ik bedoel: weet ik) van die recensies niet eens de strekking, qua inhoud, alleen: dat het boek goed, beter, best beoordeeld werd, en wel op grond van criteria die (of: waarvan je er enige) herkent als de jouwe, dan wel deel uitmakend van jouw scala van kerncriteria.*

*En nu valt het me - dit geheel ter zijde - op hoe penetrant het Latijn in onze cultuur is; dat  we afgesproken hebben wel criteria en niet kriteria, wel scala en niet skala te schrijven... en bios af te breken voor koop in plaats van na bio en voor skoop.

Inmiddels heb ik het driedelige Asymmetry in het Engels uit. En ben een beetje verbijsterd.

Nog inmiddelser begonnen aan de herlezing van het boek in de Nederlandse vertaling (de Engelstalige pocket heb ik uitgeleend) in e-boek-uitgave (op basis van de eerste druk, een uitgave van Atlas Contact, 2018).

En jawel, dan vallen er dingetjes op hun plaats. Zoals de referentie aan de uitspraak van Tsjechov, dat wanneer er in hoofdstuk 1 een geweer aan de muur hangt, het in een volgend hoofdstuk wel af moet gaan moet zijn (een Russische bron van Hermans' mus). Hoewel ik nu nog niet precies weet hoe een en ander in elkaar steekt, zie ik wel dat er veel verbindingslijntjes tussen de delen bestaan, en dat ik onder invloed van het leesplezier weer eens de quasi-academische lees-accuratesse uit het oog ben verloren. Signaal van genoegen, inderdaad.

Die Nederlandse vertaling, door Lisette Graswinckel, lijkt me trouwens echt heel erg goed. Dat zeg ik op basis van het gesmeerde leesplezier dat ik eraan beleef en dat, mijns ervarens, vergelijkbaar is met dat van het origineel. En omdat de vertaalster soms heel lepe keuzes maakt, zoals in de volgende zinnen, wanneer Ezra en Alice een afspraak proberen te plannen:
'Misschien in juli. Misschien het weekend van de Fourth of July. We zien nog wel.'
In de bron:
"Maybe in July. Maybe Fouth of July weekend. We'll see." 
(p. 46, in een versie op internet). Dat 'weekend' niet vertaald wordt tot 'weekeinde' is onvermijdelijk in het tijdperk-Van Engelshoven, maar de keuze om in deze context 'Fourth of July' niet om te zetten naar een Nederlandstalige frase is slim, omdat anders de referentie aan de Amerikaanse feestdag Independence Day verloren zou gaan (en dat in een tijd waarin inmiddels volkomen klak- en contextloos het afschuwwekkende 'Black Friday' in het straatbeeld en via advertenties in al de de media verschenen is).

Hier staat tegenover dat ik een beetje teleurgesteld was door de vertaling van een heel mooie zin uit de roman (mede door de context waarin die zin staat opgenomen, dus lees vooral het geheel, de zin staat aan het eind van een een betrekkelijk lange passage waarin beschreven wordt hoe Alice de sensatie ondergaat van een zowel qua beweging als geluid stilvallend New York ten gevolge van een stroomstoring):
A fire engine Dopplered north.
(p. 63, in een versie op internet).  Dat werd in het Nederlands:
Een brandweerauto snelde met dopplereffect uptown.
Dat kon spitsvondiger, denk ik dan. Maar daar staat tegenover dat de vertaling van de zesmaal voorkomende frase 'Shave and a haircut, two bits' weer heel erg goed is: 'Die zien we nooit meer... te-rug.' Lees maar na. Ik noteer er meteen de bekentenis bij dat ik (het beoogde effect van) deze passages in het Engels in het geheel niet begreep, maar in het Nederlands in één keer, en daarna niet begreep dat ik dat Engels niet doorhad.

Des niet tegenstaande: op dit moment van tikken heb ik deel I van de roman in vertaling gelezen; en weer ben ik geroerd door het diep-melancholische sentiment dat daaroverheen ligt, mede tot uitdrukking gebracht door een betrekkelijk slordig ogende vertelwijze. Dialogen, psychologische portretten, sfeerschetsen, gebruiksaanwijzingen, verkiezingstoespraken, honkbalwedstrijdverslagen en wat al niet buitelen over elkaar heen zonder expliciete, lezersvriendelijke overgangen. En opeens, zonder uitzicht op een werkelijk duidelijk afgehechte verhaaldraad is dat deel, 'Zotternij' ('Folly'), ten einde en begint deel II, 'Waanzin' ('Madness'), met een  volkomen nieuw hoofdpersonage, de Iraaks-Amerikaanse econoom Amal Ala Jaafari, als ik-verteller (terwijl deel I een anonieme vertelinstantie heeft die de focalisatie bij de Amerikaanse redactrice Alice Dodge legt), een nieuwe setting en en nieuwe verhaallijn, zo die er al is, maar wel, zie ik nu, met een zekere climax. Dat is  lol van deze roman: je weet nooit waar de verbindingen liggen. En eerlijk gezegd was ik bij de eerste lezing daar niet eens nieuwsgierig naar, het boek boeit sowieso.

Achteraf en bij herlezing (in mijn geval, althans, ik lees van nature in eerste instantie veel te argeloos) valt op hoe strikt de referenties zijn; dat bijvoorbeeld het personage Alice in deel I mogelijk de niet met name genoemde schrijfster is, aan wie waaraan Blazer refereert in deel III, waarin een interview wordt uitgeschreven uit een BBC-radioprogramma The Desert Island Discs, waarin Ezra Blazer in werkelijkheid natuurlijk nooit te gast is geweest, en dat deze roman, Asymmetry, waarover in deze roman al wordt gesproken, de vrucht is van haar verbeelding. Een zeer geslaagde, natuurlijk overkomende, niet-geposeerde vorm van literaire inter- dan wel intra-tekstuele gelaagdheid. Blazer zegt in het interview:
Een jonge vriendin van me [Alice is decennia jonger dan Blazer] heeft trouwens een zeer verrassende roman over dit onderwerp geschreven. Over de mate waarin we in staat zijn door de spiegel heen te stappen en ons een leven, of eigenlijk een bewustzijn, voor te stellen dat de blinde vlekken in ons eigen bestaan grotendeels invult.
En Blazer benadert de interviewster in deel III met dezelfde woorden als waarmee hij Alice in deel I benaderde: 'Are jou game?'

Of het altijd zo is, weet ik niet, maar het het komt voor dat in een roman op onopvallende manier wordt gereflecteerd op de roman, zoals in de passage uit het net genoemde interview waarin Ezra Blazer uiteenzet dat je als schrijver soms
je personages gewoon hun gang [moet] laten gaan, waar ik mee bedoel, naast elkaar laten bestaan. Als ze elkaars pad kruisen en iets van elkaar kunnen leren, prima. Zo niet, dan is dat ook interessant. En als het niet interessant is, moet je je misschien eens achter je oren krabben en opnieuw beginnen, maar dan heb je de geloofwaardigheid tenminste geen geweld aangedaan.
Geloofwaardig is deze roman zeker. Niet alleen doordat ze volgestouwd is met (referentiële) feiten en gegevens en visies van personages; niet alleen doordat deel twee een benauwende, uiterst breed uitgesmeerde en met terzijdes doorspekte beschrijving is van de Kafkaeske terreur van een moderne, althans post-9/11, douane of grensbewakingsdienst die er maar niet in slaagt te geloven dat de Iraaks-Amerikaanse Jaafari, op weg voor een familiebezoek en op zoek naar zijn broer, eenvoudigweg een tussenstop in London maakt om daar een vriend te bezoeken; niet doordat er zo veel details blijken te kloppen met de werkelijkheid; maar ook en misschien vooral doordat Halliday alle ruimte biedt aan toeval en willekeur, die soms minder toevallig en minder willekeurig blijken te zijn, zonder dat er sprake is van (de illusie van) een hecht doortimmerde en strak geregisseerde literaire 'mythe' om aan alles een diepere zin te geven (die er dus eens te meer is, en wat weer in overeenstemming is met het mensbeeld en de literatuuropvatting die Blazer in deel III formuleert).

Zo, nu ga ik snel de laatste bladzijden van de vertaling her-lezen.
En de bespreking door Jamal Ouariachi in De morgen.

P.S.
09-12-2019
De vertaling ten tweeden male gelezen. Allemachtig, wat een parallellen tussen al die delen. Neem alleen al de opening, waarin Alice een boek leest dat 'vrijwel geheel' bestaat 'uit lange alinea's, met nergens een aanhalingsteken te bekennen', en zich een beetje boos afvraagt 'wat heeft een boek zonder aanhalingstekens nou voor zin'... en dan lees je deel II en ja hoor: geen aanhalingstekens. Maar dat is dan hoogstwaarschijnlijk wel mooi het boek dat Alice zich verderop toch voorneemt te schrijven.

Geen opmerkingen: