Uitgeverij Contact, Amsterdam 2010. 295 bladzijden.
Een roman die ik niet weg kon leggen: moest zo snel mogelijk uit. Maar aan de andere kant is het ook wel jammer dat de leeslol zo niet langer dan twee dagen duurt. Want het lezen van deze roman is een feest. Dat zegt trouwens ook Ewout Kieft in de NRC; in de ondertitel van zijn recensie noemt hij deze debuutroman 'een lekker dik aangezet dorpsdrama'. Dat leesfeest heeft allerlei ingrediënten. Om maar iets eenvoudigs te noemen: de gehele tekst is opgebouwd uit achtenzestig korte hoofdstukken; je kunt steeds kiezen om tussendoor eventjes iets anders te doen, of er toch nog maar een hoofdstukje bij te nemen. De tekst is helder verdeeld in een prologend 'Kyrie eleison', een deel I, getiteld 'Vesting', II 'Veldtocht', III 'Vaders', en wordt afgesloten met een epilogend 'Dona nobis pacem'. Die vrede bereikt de hoofdpersoon, Gideon Boreas, inderdaad, maar niet geheel op de door hem geplande wijze. Wraak was zijn doel, wraak wegens het in zijn jeugd aangedaan leed. Maar hij verliest door onvoorziene omstandigheden de grip op zijn veldtocht. En dat is een van de charmes van de roman en van Boreas.
Deze held, met zijn wat grotesk omineuze voornaam, is een bijziende promovendus in de musicologie. Hij vertrekt (het is me niet bekend van waar precies, en dat doet er ook weinig toe) op z'n klassieke Zündapp (nou ja, de opgeknapte brommer van zijn vader) voor een tijdje naar een gat in Zeeuws-Vlaanderen, Zwinnerschans (vandaar ook dat 'Vesting' in de allitererende reeks deeltitels), om zijn spectaculaire these over een vroeg-Renaissancistisch muziekmanuscript uit te werken, maar vooral om zich te wreken op de kwelgeest van zijn jeugd, de inmiddels gevierde profvoetballer van Club Brugge, Siewert (kortweg Siep) Sipkema. Club Brugge bestaat, maar die Sipkema ken ik niet; Zeeuws-Vlaanderen bestaat, maar Zwinnerschans kan ik niet vinden in mijn antieke Bos-atlas, noch via Google Maps; en zo zijn er wel meer personages en gebeurtenissen verzonnen te midden van allerlei werkelijke feiten, zoals die uit de muziekgeschiedenis. Inderdaad, het moet gezegd, de roman vertoont punten van overeenkomst met Bert Natters Begeerte heeft ons aangeraakt. Die gelijkenissen betreffen ook de vrouw waar de held voor valt, de groteske personages, en het pandemonium waar de hele onderneming op uitloopt.
Maar goed, waarmee is de wraakzuchtige held gewapend? Met een Portastudio, een draagbare viersporen cassetterecorder. Niet gek voor iemand die geïnteresseerd is in polyfone muziek. Maar hij gebruikt dat apparaat wat eigenzinnig. Op één spoor spreekt hij zijn proefschrift in, wat hem eens te meer typeert als een eigenzinnige figuur, en op het andere spoor spreekt hij het verhaal van zijn jeugd in. Soms speelt hij beide sporen tegelijk af; soms vallen er dan stukken tekst samen die betekenis genereren. Pas terugbladerend zag ik dat de proloog van de roman de weergave is van een stukje van spoor 2 (citaten van de tape zijn uit een schreefloze letter gezet).
Er staat in dat eerste onderdeel al een fraaie zin, zoals Van der Werf er heel wat in zijn roman verzameld heeft, maar die ik hier niet kan weergeven omdat ik ze niet aangestreept heb omdat ik veel te druk bezig was met lekker de roman te lezen. De kleine Gideon heeft zijn vader, leraar Nederlands, geholpen met de correctie van een dictée en als zijn vader plots verdwijnt, naar later duidelijk wordt: voor goed, lezen we: 'Er is iets mis met deze dag, er zitten allemaal fouten in en ik heb ze laten zitten.' Het joch rekent het zich aan, en ziet niet dat hij met iets bezig is wat eigenlijk (nog) buiten zijn macht ligt. Dat inzicht heeft hij ook later niet, wanneer hij met de hybris van de held zijn oervijand te lijf wil gaan, met een cassetterecorder.
Arme Gideon, die zich in het dorp Leon Wind laat noemen om niet herkend te worden, hij doet zo zijn best, maar wordt belaagd door argwanende en enggeestige dorpsbewoners, een hitsige hospita, een automutilerende puber met grotsalamanders die hem al zeer snel door heeft, en - last, not least - zijn eermalige kwelgeest die hem niet herkent maar juist hartelijk in zijn sportief gespierde armen en ook in zijn commerciële tentakels sluit en aanzet, om niet te zeggen: dwingt tot een fors gesponsorde, openbare feestuitvoering van de incompleet overgeleverde historische muziek. Het wordt een puinhoop, maar een tragische puinhoop. Een mooie puinhoop.
Kieft vindt dat de ontkoping van de roman wat slordig is. En ene Kasper Nijsen op recensieweb.nl vindt dat de roman traag op gang komt. Maar deze roman is geen ordinaire thriller waarvan je louter tot actie bereide spanningsbogen kan verwachten (ook al staat er een recensie van op De spanningsblog). Het is veeleer een psychologische roman met een draadje detective en een draadje muziekgeschiedenis en een draadje dorpsnovelle en een draadje groteske en een draadje academische roman verweven tot een mooi, ik zou haast zeggen, al klopt de beeldspraak voor geen meter: polyfoon geheel, dat ik eigenlijk nog eens herlezen wil, om dan wel Van der Werfs mooie zinnen en stevige vergelijkingen aan te strepen, en om nog iets beter te letten op de rol van de vaders van de verschillende personages.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten