Querido, Amsterdam-Antwerpen, 2007. 253 bladzijden. € 18,95.
Men zou wel kunnen zeggen dat ik een zwak heb voor het werk van Anker, of het nu gaat om z'n romans, verhalen, gedichten of de essays. Maakt me niet uit. Ik lees het allemaal. Nooit probleemloos, en altijd met meer dan gemiddeld plezier. Een griffend genot. Zeker na al dat gebakken lucht-omwalmde geMim, dat eindeloze, platvloerse Vladiwostok!gelullo dat ik eerlang tot me nam. Nee, dan Anker! Altijd raak, ook als het ernaast gaat, schrijnend dan. Zeker, de bakvisnovelle die de roman opent duurt wat lang (‘”Jezus Joop,” giechelde Wies’, echoot het nog op pagina 111, waarbij ‘Joop’ natuurlijk de amicale beknotting is van ‘Josephine’), maar de openingsscène mag er wezen, niet alleen als aemulatio van het begin van Hokwerda's kind, ook als bij nader inzien achteloze aanduiding van het thema. De luchtige verwevenheid van Vasalis' 'Fanfare-corps' in een huwelijksfeest in een parkachtige achtertuin. De nachtblauwe Delage die deze keer op topsnelheid aan gort gaat, in plaats van een helrode Healey. En die je dan weer doet bladeren in eerdere romans, in de gedichten. Always crashing in the same car. Nou ja, bijna dezelfde dan. Zie je wel: het gedicht ‘Austin Healey’ in Van het balkon, uit 1983 al. En ach, kijk: 'Heimwee naar mijn Healey' in die maffe bundel Heimwee naar (2006):
Klokken springen aan een wijzer zet zich
jong leer geurt het diepe gonzen tegemoet
de handpook vult met koele gloed de handkom
een voet tilt de motor in het werk een voet
brengt daar toeren tegenin precies genoeg
dit was dronken schoonheid maar het wonder
werkt nu: het rijdt versnellend weg een macht
stroomt in de armen aan het stuur als water
aan de kook begint het suizen in het hoofd
na elke bocht stort het hart zich in de overdrive
van dit zich openende rijden tot het bloeit.
Een vleug fonetisch weergegeven dialect. Klaterende natuurbeschrijvingen. Al die illusies die grondig aan scherven slaan tegen een bikkelharde aarde. De hoop die altijd op de waakvlam blijft. Toch. Discussies over Brecht en Sartre die doen denken aan het eindeloze 'geoudehoer' over toneel in Een soort Engeland (2001), waar Anker de Libris Literatuurprijs mee won. Nou ja, gewoon lezen dus dit boek. En al die andere. 'Wies knikt en kijkt hoe ze hand in hand weglopen, met stevige stappen, alsof ze bang zijn te laat te komen voor de toekomst.'
Nagekomen mededeling d.d. 23 januari 2008:
In De groene Amsterdammer van 18 januari 2008 las ik de recensie door Kees 't Hart, onder de (nou ja, wat voor kwalificatie zou ik daar nu eens voor plakken?) titel 'Maar waar gaat het om'. En 't Hart schrijft onder veel meer: 'Mooi geschreven, dat wel, maar wat dan nog?' Toen brak mijn klomp: alsof het er niet meer toe doet dat een schrijver mooi schrijft? En daarbij: de roman gaat niet nergens over (wat 't Hart ook wel weet, denk ik, maar het lijkt erop dat hij er geen zin in had om het op te schrijven). Volgens mij maakt de opening van de roman al veel duidelijk van de thematiek. Kijk hier maar (pdfje).
donderdag 13 december 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten