maandag 3 december 2007

Dimitri Verhulst, Mevrouw Verona daalt de heuvel af

11e druk. Uitgeverij Contact, Amsterdam-Antwerpen 2007 [1e dr. 2006]. Dimitri Verhulst blinkt, vind ik, niet uit in goede titels. Problemski Hotel en De helaasheid der dingen joegen mij tot op heden naar andere boeken. En ook Mevrouw Verona daalt de heuvel af lokte, als onderdeel van die keten, mij niet tot lezen. Maar ja, een studente zat in de pauze van een college een Verhulst te lezen. En lezende studenten/s stoor ik graag en spreek ze aan op hun lectuur. Zij was zeer enthousiast, zelfs over het hele oeuvre. Daags daarna bleek collega Van der Poel het boekje - want met 110 bladzijden spreken we toch over een boekje? - te hebben aangeschaft. En daags daarna gelezen en geloofd. Die kans liet ik niet lopen. Het lag daar zo op de salontafel. En terecht. Wat een schitterend boek. Naar inhoud en naar stijl is dit werkje, dat staat als een huis en klinkt als een weemoedig gebarsten klok, niet minder dan een boek.

Het is een lieve en melancholieke vertelling, een sprookjesachtig verhaal, dat toch heel erg dicht bij de realiteit staat, maar ook niet volmondig van hier en nu kan zijn. Bijvoorbeeld doordat op een dag er een Blonde d'Aquitaine tot burgemeester verkozen wordt en in een 2-chevaux rongereden. Je zou bijna een politieke satire vermoeden. Google Earth gaf me geen plaatsje Oecwègne te kennen, terwijl het evident in Wallonië moet liggen (of moet kunnen liggen). En dan dat huis van mevrouw Verona bovenop een van de heuvels; maar ook dat symbolische (en ook letterlijke) afdalen. En die honden die haar steeds volgen. Ik ken dat gegeven nog van het voorlezen, jaren her aan de kinderen: Ze lopen gewoon met me mee, heette het prentenboek; maar dat ging over nijlpaarden die in tientallen met een jongetje meeliepen (en, toen hij daar tegen zijn zin van genezen was, giraffes). Een wereld bijna als in die krekelverhalen van Toon Tellegen. Maar zonder een spoor van twijfel is dit een boek voor volwassenen, over de volwassen dingen des levens. En zo mooi verteld. Zo uitgekiend van stijl, van woordkeus en vertelritme. Vooral hoofdstuk VIII kan ik aanraden, en dan met nadruk bladzijde 53 waar dat in uitmondt. Superieur.

Het boek is in wezen zeer traditioneel. Een vertelling over een kleine, enigszins afgelegen gemeenschap, met enkele hoogst opmerkelijke figuren, grotesk welhaast; over liefde, jaargetijden en dood, en met een verteller die namens de kleine gemeenschap lijkt te vertellen (kleinschaliger dan Houtekiet, vriendelijker dan De Metsiers, vredelievender dan De geruchten; dat werk maar toch anders). Nu Martin Ros bijna van de rondvonk is vertrokken mag ik misschien zijn woorden lenen: Lees dit boek!

Geen opmerkingen: