zondag 15 september 2024

Jenny Erpenbeck, Kairos.

Roman. E-Book. Penguin Random House Verlaggruppe GmbH, München 2021; vervolgens ook gelezen de vertaling uit het Duits door Elly Schippers, uitgegeven door De geus, Amsterdam 2024, paperback, 249 bladzijden, inclusief Verantwoording; exemplaar ex libris Sophie Kok.

Het e-boek dat ik in eerste instantie las, was al voorzien van een ‘stempeltje’ met: ‘The International Booker Prize 2024’. Daarna (her)las ik de roman in de Nederlandse vertaling, omdat ik vreesde dat mijn middelbareschool-Duits niet toereikend meer is voor een vertelling waarin veel impliciet wordt gelaten als het om gedragsduiding en motivaties gaat, en waarin een grote hoeveelheid details zorgt voor een gedegen historische achtergrond, terwijl dan ook nog eens passsages met uiteenlopende focalisatie (die van hoofdpersonages Katharina en Hans W.) zonder vlaggen of andere signalen door elkaar heen staan genoteerd.

Op de pocket van de Nederlandse vertaling ontbreekt een verwijzing naar de eervolle internationale prijs (hetzelfde omslag kreeg pas later een dergelijk stempeltje), terwijl mijn boekhandelaar me wist te melden dat de afschuwelijke kwaliteit van het drukwerk van dat boekwerk te wijten was aan de haast waarmee het op de markt geslingerd moest worden zodra de nominatie bekend werd (mijn boekhandelaar is heel gul met informatie; ik had de Nederlandse Kairos. al geleend, maar kocht wel Jonathan Buckleys Tell bij hem, een werkelijk prachtig verzorgde uitgave van Fitzcarraldo Editions, waarover ons gesprek begon).

Erpenbeck kende ik in het geheel niet, ook niet slechts van naam. Inmiddels vernam ik dat ze internationaal wel de nodige bekendheid geniet, maar dat ze in Duitsland nog geen echt belangrijke literaire prijs gewonnen heeft; dat laatste zou komen doordat ze een te positief beeld van het leven in (het voormalige) Oost-Duitsland zou schetsen en/of zich er te weinig rekenschap van geeft dat ze tot een bevoordeelde klasse in die oude DDR behoort/behoorde. Beetje problematisch, lijkt me, een schrijver niet waarderen om wat ze niet schrijft zonder dat wat ze wel schrijft onwaar zou zijn. Of je de Blauwbilgorgel verwijt dat hij het gele puistje op zijn linkerbil verzwijgt.

Ik ben Kairos. niet alleen gaan herlezen vanwege de vrees voor mijn achteruitkachelende beheersing van de Duitse taal, maar ook omdat ik de roman (desniettegenstaande) intrigerend vond, en verder niet minder omdat ik er na lezing van het origineel over twijfelde of ik dit een werkelijk heel goede roman vond, of alleen maar een intrigerende. Maar ik kan natuurlijk ook stoppen met genuanceerd en moeilijk doen, en stellen dat ik het boek, gelegd langs de lat van mijn literaire waardenbereik, goed vind, alleen al afgaand op mijn zin en behoefte om het meteen te herlezen.

Nu ik dit noteer, ben ik nog niet klaar met herlezen, maar kan al wel vaststellen dat het boek goed blijft (op enkele gortdroge passages na, die evenwel niet per se misstaan in een grabbeltonroman vol herinneringen en impressies en notities en bandopnames en dergelijke meer).

Bij herlezing viel me pas op dat de parallel tussen de liefdesaffaire van Katharina en Hans en het verval van de Oost-Duitse socialistische republiek niet dan subtiel wordt aangereikt, ik zou haast zeggen: zoals in een ouderwetse modernistische roman, zonder grote metaforen, zonder (al dan niet ironisch) commentaar van een zich overal mee bemoeiende, extradiëgetische (of: auctoriale) verteller. Er valt in het boek sowieso vrijwel geen oordeel over affaire noch staat, tenzij het geveld wordt door een van de personages.

Sprongen in de tijd zijn zonder begeleiding in de vertelling gemonteerd, en wie er steekt achter de vertelling, wie er schuilgaat achter de vertelinstantie, laat Erpenbeck impliciet, al is er natuurlijk wel de suggestie dat het Katharina is die na afloop van de hele geschiedenis het, of haar, verhaal vertelt, zich baserend op de twee dozen met documenten van haarzelf en haar geliefde die zij overhandigd kreeg nadat de zoon van haar getrouwde, 35 jaar oudere geliefde haar telefonisch had laten weten dat zijn vader was overleden.

Een narratief of narratologisch archimedisch punt ontbreekt, dus. De indeling van de roman in twee grote delen, die ‘Doos I’ en ‘Doos II’ heten, en die elk 29 hoofdstukken bevatten, is in zoverre misleidend, mijns inziens, dat er eigenlijk nergens rechtstreeks uit die documenten wordt geciteerd en dat de volgorde der vertelde gebeurtenissen grotendeels chronologisch is, terwijl de inhoud van de dozen ‘[w]elbeschouwd een rommeltje’ was, blijkens de ‘Proloog’.

Ook de ‘Proloog’ vertoont nauwelijks sporen van een (externe) verteller of vertelster. Daarin staat bijvoorbeeld:

Als een vrouw een half jaar later [d.w.z. na de begrafenis van Hans W.] twee grote kartonnen dozen afgeeft, is alleen haar [d.w.z. Katharina’s] man thuis.

De duidingen tussen teksthaken baseer ik op de directe context in de proloog; wie de vrouw is, die met die dozen voor de deur staat, is uit diezelfde context niet af te leiden. Ze zou de weduwe van Hans W. kunnen zijn, die de (latere) echtgenoot van Katharina, die op dat moment niet thuis is, niet kent. Dat Katharina inmiddels getrouwd zou zijn, staat (als ik goed heb gelezen) nergens in de roman. Misschien is ze getrouwd mat Vadim, met wie ze heel langzaam een relatie begon terwijl het drama met Hans nog in volle gang was. Dat Hans, zelf een notoire vreemdganger, daar zo pissig over werd, is vooralsnog een moeilijk verklaarbaar onderdeel van de roman. Ga je er echter vanuit dat deze roman levensecht, felrealistisch is, verdwijnt misschien je verklaringsnood.

Als ik de gegevens in de ‘Proloog’ wel begrijp, is Hans W. ‘vier maanden’ na het laatste contact met Katharina overleden. Zes weken na zijn overlijden staat Katharina bij zijn graf; ze was wegens het een of ander in Pittsburgh, en kon niet in Berlijn bij zijn begrafenis aanwezig zijn. Een half jaar daar weer na verschijnt de vrouw met de twee dozen.

Mij is overigens niet duidelijk wanneer het laatste contact tussen Katharina en Hans was. Dat irriteert, maar anderzijds denk ik dat het er niet zo veel toe doet. Het is immers hun relatie die centraal staat in de roman, niet het gedoe eromheen. Maar ja, waarom overlijdt Hans dan weer zo opzichtig (en expliciet verteld in de ‘Proloog’) precies op de verjaardag van Katharina?

Misschien omdat (herdenking van) geboorte en dood op elkaar aansluiten? Omdat het leven doorgaat, net als de tijd, terwijl de waarde ervan slechts gelegen is in losse momenten, of misschien zelfs maar in één enkel, één gunstig moment, dat je onmiddellijk bij de kuif moet grijpen als het zich voordoet, zoals Katharina en Hans dat deden, zonder een seconde bezinning, toen ze hun relatie begonnen?

Gelukkig ben ik nog niet klaar met (her)lezen.

Een heel goede en informatieve recensie van Kairos. staat op De Reactor: Willem Michiel, ‘Het kairotische moment’.

Geen opmerkingen: