Fitzcarraldo Editions, London 2020. Paperback met flappen, gebrocheerd, 192 blz. Boekontwerp Ray O'Meara; gezet uit de Fitzcarraldo.
Stel je voor dat een docent Creative Writing van de Queen Mary University of London 27 essays zou bundelen met elk een zin van steeds een andere auteur als enig onderwerp, die alle geschreven zijn met geen andere motivatie dan dat hij het heerlijk vindt om zinnen, die hem bij zijn dagelijkse lectuur bevallen vanwege wat hij aanduidt als affinity, in notitieboeken over te nemen en er vervolgens een essay over te schrijven. Alleen goede, mooie zinnen, louter essays die over die zinnen gaan of er dicht bij in de buurt blijven. Geen bundeling van schrijfvoorschriften, geen verzameling van stijlkritieken, geen pessimistische verzuchtingen over de teloorgang van de taal en de taalbeheersing, maar een welhaast onverantwoorde collectie van enthousiaste bespiegelingen over en naar aanleiding van zinnen uit de meest uiteenlopende boeken en tijdschriften over een waaier van onderwerpen en van recente datum tot een paar eeuwen oud (maar andersom geordend).
Dat boek, dat is er al, om Piggelmee's Toovervischje te parafraseren. En het is mooi. En Brian Dillon kan zelf, wie zal het verbazen, schrijven als een van de besten, met kennis niet alleen van zinnen, grammatica, syntaxis en stijl, maar ook van cultuur, geschiedenis, muziek en wat er nog meer ter sprake komt in de teksten waar hij zijn onderwerpszinnen in heeft aangetroffen.
Ieder hoofdstuk begint, na de titel natuurlijk, met de betreffende zin en de naam van de auteur ervan, maar de inzet is steeds anders, en niet zelden maakt Dillion er – niet noodzakelijk in het begin – werk van uit te leggen in welke uitgave hij de zin aantrof. Heel vaak citeert hij de zin, al dan niet in een afwijkende versie, verderop in het essay nog eens; meerdere malen haalt hij halverwege als het ware even adem tijdens zijn beschouwing en zegt: 'Let's run through the sentence again', of: 'Look again at the sentence', of, de redacteur van de schrijfster ervan parafraserend: 'But run it through again, because we're not quite there.'
Die laatste frase is een heel impliciete maar zeker even wijze raadgeving aan wie zelf wel eens een zin wil schrijven. Dillon, die zich in een bijzin bescheiden beschrijft als 'slow reader, slow thinker', heeft de tijd genomen er zelf gehoor aan te geven; zijn boek is er het blijk van. Niet zelden houdt hij halt bij een komma om er de goede plaatsing van te bespreken, soms zelfs de waarde ervan aan te geven voor de constructie van heel de brontekst. En en passant laat hij je kennis maken of hernieuwt hij de kennismaking met onder anderen John Donne, Sir Thomas Browne, Thomas de Quincey, Virginia Woolf, Joan Didion, Whitney Balliett, Annie Dillard, Hillary Mantel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten