vrijdag 19 augustus 2016

Julian Barnes, The Noise of Time

Jonathan Cape, London, 2016. Hardcover met stofomslag, 180 blz.

Als je 1984 al gelezen hebt, kan je deze nieuwe roman van Barnes niet ongelezen laten. Maar als je The Noise of Time leest, kan je die roman van Orwell overslaan, bij wijze van spreken. Orwell keek, een tikkeltje pessimistisch, zesendertig jaar vooruit en moest allerlei toen nog 'futuristische' technische gebbetjes verzinnen - zoals die overal aanwezige tv-toestellen en camera's waarmee Grote Broer iedereen in de peiling hield - om de boel een beetje dreigend te krijgen. Barnes blikt eenenveertig tot tachtig jaar terug en maakt gebruik van de historische realiteit van het leven van de componist Dmitri Shostakovich (Sjostakovitsj in het Nederlands) in het Rusland, beter: de Sovjet-Unie van Stalin en Chroesjtsjov. In één woord: huiveringwekkend. In een ander woord: strotbeklemmend.

The Noise of Time is een roman, geen biografie. Misschien kan je het een vie romancée noemen.  Volgens het Algemeen letterkundig lexicon is dat een 'Vorm van de biografie waarin het leven van een bekende of beroemde persoonlijkheid verteld wordt in belletristische (geromantiseerde) vorm. De vie romancée staat ten opzichte van de biografie gewoonlijk in een kwade reuk, omdat veel van het feitenmateriaal door de auteur op diens eigen wijze en vaak ten bate van diens held wordt geïnterpreteerd en veel van eigen vinding aan het historisch materiaal wordt toegevoegd. Daardoor krijgt de vie romancée meer het karakter van een historische roman (soms zelfs een psychologische roman) dan een biografie.' 

Niks kwaads geroken tijdens het lezen; zo min als aan Malva van Hagar Peeters. In tegendeel: Barnes weet juist dat rare en ingewikkelde leven van Sjostakovitsj, met al die idiote en tegenstrijdige standpunten, die hij gedwongen werd in te nemen en waarvan er een paar op z'n minst  nogal afkeurenswaardig zijn, angstaanjagend begrijpelijk te maken, juist doordat hij niet als een gewone biograaf zich droog aan de feiten hoeft te houden, maar overal de hand, de pen in heeft en kan doseren, accentueren, weglaten, herhalen, terug- en vooruitblikken, gesprekken kan weergeven alsof hij erbij was, kan tonen wat zijn hoofdpersoon ziet, denkt, voelt. Hij maakt iets onbegrijpelijks enigszins bevattelijk, iets onvoorstelbaars griezelig voelbaar.

Waar ik de rillingen van kreeg was onder andere juist een subjectieve opmerking van de zich doorgaans nogal op de achtergrond houdende, stilistisch zeer beheerste vertelinstantie op een moment dat de componist weer eens dreigt met of denkt aan zelfmoord: hij voegt weer niet de daad bij die gedachte omdat, zegt de vertelinstantie, hem zelfs het zelfrespect ontbrak dat je nodig hebt om zelfmoord te kunnen plegen. Zoiets. Nee, vrolijk is het allemaal niet, maar enorm indrukwekkend.

En toch, en toch, er zit een noot in die alles glans geeft, een toon die Barnes doorheen heel de roman op de achtergrond klinken laat en die hij in de proloog en de epiloog aanslaat, vooral in de epiloog die ongeveer hetzelfde vertelt als de proloog, maar met één klein verschil. Lees maar, maar wel helemaal van begin tot eind; het is het geheel dat de betekenis draagt.

Geen opmerkingen: