Waarom nou ook niet dat 'café' vertaald, vraag ik me dan toch eventjes af. Zeker, 'café' is al lang en breed een gezond-Hollands woord en concept, maar het wat antieke, gedateerde, nostalgische 'koffiehuis' had echt niet misstaan in de titel van dit romannetje.
Heel veel heeft het boek niet om het lijf, materieel bezien. Honderd negenendertig bladzijden pure romantekst, verdeeld in vijf titelloze en ongenummerde hoofdstukken met kop- en staartwit, en alles gezet uit een niet kleine letter. Ieder hoofdstuk heeft een andere ik-verteller, behalve de laatste twee, die allebei door Roland verteld worden, maar in dat geval zit er een enorme tijdsprong tussen de hoofdstukken. Vier verschillende perspectieven dus en een begin in medias res. Je krijgt wel wat uit te knobbelen tijdens het lezen, want de vertellers kennen elkaar allemaal min of meer, dus veel kan impliciet blijven; ze kwamen, ergens in de jaren zestig volgens de achterflap, allemaal over de vloer van koffiehuis De Condé. Een zootje, meest jonge, stadsbohemiens, 'zo tussen de negentien en de vijfentwintig' jaar oud.
De constructie is dus enigszins à la De Metsiers en Vele hemels boven de zevende om niet steeds bij dat oude voorbeeld te blijven hangen, maar de sfeer, zeker die van het eerste hoofdstuk, is veel meer die van De uitvreter; de raadselachtigste figuur in deze roman is Louki, een zwervende jongevrouw die uiteindelijk niet in de Waal, zelfs niet in de Seine stapt, maar wel van het balkon. Het waarom van een en ander, en ook van de drijfveren, n'importe quels, van de andere personages, blijft in nevelen gehuld, komt niet ter sprake, wordt niet geëxpliciteerd.
Ik denk dat dat laatste de kracht van dit boek is, dat die fragmenten van levens die je te zien krijgt, niet mooier, duidelijker, helderder gemaakt worden dan ze in het (veronderstelde) echt zouden zijn geweest. Zoals in Godin, held.
Laat je niet misleiden door die laatste vergelijking: geen 'onvertogen' woord valt er in Modiano's roman. Dat is wel jammer. Men doet er ook niet zo veel, tenzij wandelen, 'in den Alleen hin und her / unruhig wandern'. En daarbij wordt vrijwel het gehele stratenplan van minstens de Linkeroever gememoreerd, keer op keer. Dat laatste is in mijn optiek een dik minpunt van deze roman, waar een soort muffe, zelfgenoegzame dorpsgeest uit opstijgt, zoals ook uit uit La Superba, hoezeer men er ook, naar ik aanneem, juist iets van stedelijke allure mee ten toon wil spreiden.
Maar misschien mis ik iets. Want deze roman is, zo zegt het achterplat, 'De favoriete Modiano van Cees Nooteboom, Maartje Wortel, Thomas Lieske, Margot Dijkgraaf en Christiaan Weijts.' Vooralsnog is mij onduidelijk wat deze auteurs meer gemeen hebben dan alleen deze voorkeur, zoals me onduidelijk is waarom dat op het achterplat genoemd wordt. Nimmer heb ik mij geroepen gevoeld om te lezen wat deze auteurs zeggen goed te vinden. Maar vooralsnog bevind ik me dus in goed gezelschap.In het café van de verloren jeugd is ook mijn favoriete Modiano. Zet het er maar bij, achterop de volgende druk. En daarbij zal het voorlopig wel blijven ook, want het is mijn eerste Modiano, en een tweede komt er de komende maanden niet bij, want voorheen de Academia Literatuurprijs heeft een nieuwe sponsor gevonden in het ANV. De prijs gaat door, de jury gaat door, en volgende week woensdag krijg ik de eerste lading debuten te verwerken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten