zondag 25 augustus 2013

Esther Gerritsen, Dorst

4e druk. De Geus 2013. Hardkaft met stofomslag. 216 blz.

Op het stofomslag van het exemplaar dat ik las, staat gedrukt: 'shortlist libris literatuurprijs 2013'. Omslagsteno voor: 'Dit boek is opgenomen in de kortlijst van nominaties voor de Libris literatuurprijs 2013'. Eerlijk gezegd raakte ik even in de war: wanneer wordt die dan uitgereikt? Dat is toch altijd in blok vier (april-juli), tijdens het college literatuurkritiek? Studenten nodig ik dan uit een recensie van de winnaar te schrijven. Maar, oh ja, dat college is om het jaar en was niet in 2012-2013.

Verdere verkenning leerde me dat ik nu nog maar twee van de genomineerde werken niet gelezen heb: dat van Peeters en dat van Weijts. Misschien moet dat dan mijn huiswerk zijn?

Nou moet ik zeggen dat ik twee van de drie werken die ik eerder al gelezen had hooguit knudde vond, dat van Grunberg en dat van De Jong. Maar dat van winnaar Wieringa vond ik goed (zij het niet groots) en dit van Gerritsen vind ik ook goed. Het is evenwel ondoenlijk om ze te vergelijken, denk ik. De kracht van Wieringa zit in de breedte, de mythische grootte, en de rijke taal, de kracht van Gerritsen juist in de kleine reikwijdte, de kleine kring, in de dialogen, en in de psychologische fantasie. Ik hoop althans dat het goeddeels fantasie is, wat Gerritsen hier schetst aan menselijke wreedheid en miskleuning.

De verjaardagen van Hanneke Hendrix is misschien wel tussen Dit zijn de namen en Dorst in te zetten. De dialogen van Gerritsen zijn minder vreemd, maar ook heel goed, zoals die van Hendrix, omdat ze de realistische onvolledigheid van schijnbaar afgeluisterde dialogen hebben (en niet de literaire volledigheid van geconstrueerde dialogen); de twee hoofdpersonages van Dorst zijn minder vreemd dan al die lui van Hendrix' debuut, maar toch ook zeer on-gewoon, en ja, bij nader inzien toch ook herkenbaar. Dat misverstand dat mensdom heet.

Fraai vind ik ook dat de hoofdstukken naar het einde toe steeds korter, fragmentarischer worden; verbeelding van de psychische toestand van moeder en dochter, lijkt het. Jammer is wel het allerkortste hoofdstuk ('Elisabeth is dood.', p. 213). Dat is een beetje dom; kan er zonder meer uit. Dan blijft er een mooie roman over. Niet een vrolijk verhaal; nogal 'droog' verteld; toch niet cynisch. Komt dat doordat er geen betwetende vertelinstantie over alles heen hangt?

Geen opmerkingen: