maandag 28 januari 2013

Philip Roth, Everyman

London: Jonathan Cape, 2006. 186 bladzijden.

Het boek lag al gelezen in huis, maar nog niet door mij; wel ooit Portnoy's Complaint (toen niet geheel aan mij besteed) en recentelijker (maar historische fictie is een vak apart); en toen hield de goede man op met schrijven terwijl ik net verlegen zat om een stuk epiek. Nou, sprak E. E. de Ga, dan doe je deze toch, en hield een overzichtelijk, zwart boekwerk omhoog, hardcover met zwart stofomslag. Roth, dus. En ik dacht: 'Ja'.

En terecht. Ik heb het - bezigheden buitenshuis hebbende - niet zeer vlot uitgelezen, maar dat stemde me zeer gelukkig. Zolang ik het niet uit had, kon ik erin verder. Wat een eenvoud van vertelling en wat een krachtig opgeroepen wereld en tijdperk. En dan al die noodlottige mislukbaarheid van het leven, die erin wordt uitgeserveerd alsof het een heerlijkheid is. Wat een ritme van vertellen ook.

Bizar is het perspectief. Een alwetende vertelinstantie. Maar eigenlijk een (verhulde) ik-vertelling. Maar ja, het begint bij de begrafenis van de hoofdfiguur; dan kan je niet met een ik-verteller aankomen. Wel met zo'n schier neutrale alweter; die overziet dat hele leven. Ik liet me er lijdzaam door leiden. Van de ene mislukking langs de volgende naar het eind.

Opmerkelijk, dat het Roth is gelukt de hoofdpersoon geen naam te geven, dat geen van zijn tegenspelers hem bij zijn naam noemt, en dat dat geen enkele keer storend of kunstmatig is; het valt eigenlijk nauwelijks op. Daardoor kan hij inderdaad een elckerlyc worden. Heel vrolijk hoef je daar niet mee te doen, want het is allemaal maar uitstel tot de ondergang. Maar mooi geformuleerd. Ik sla het boek echt lukraak open en lees:

"I took it," she said. "I can't take any more."

Geen mooimakerij, geen gedraai. Beginnen bij het graf, en er langzaam naartoe werken. Daartussen een levenomspannende roman over een mens die het toch maar probeert.

Geen opmerkingen: