zondag 15 januari 2012

Piet Gerbrandy, Smijdige witheid

een vertroosting. Amsterdam 2011.

Dit boek (55 bladzijden), mooi vorm gegeven door Melle Hammer, verscheen medio 2011, en vandaag zag ik dat LiteRom er maar twee recensies van heeft verzameld uit de papieren media; in de gauwigheid googlede ik er nog een stuk of vier digitale besprekingen bij.

Vreemd, ik herlas het vandaag en gisteren drie maal. Omdat het boek me intrigeert, omdat ik het mooi vind, ontroerend zelfs, terwijl het toch in zekere zin zeer afstandelijk, betogend, redenerend, filosoferend is, en niet gemakkelijk toegankelijk; maar ja, wie verwacht dat nog bij de poëzie van Gerbrandy. Hoewel, anderzijds: de zinnen in dit boek zijn volkomen helder, de woorden alles behalve archaïsch en bomastisch-retorisch. Helderheid overheerst de syntaxis en het vocabulaire.

Het lastige, als ik dat zo kan zeggen, van dit boek zit erin, bijvoorbeeld, dat het geen poëzie is. Er zijn wel gedichten in verweven. Dat maakt het boek al intrigerend. Je moet het, denk ik, wel op de wijze van poëzie lezen.

Wat het boek wel is, behalve een vertroosting, is moeilijk te zeggen. Het bevat zeven teksten. Dat zijn geen gedichten, ook geen prozagedichten, en zeker geen korte verhalen. Het eerste zou ik wel in hoge mate een vertelling willen noemen, maar de tweede is vooral een dialoog (inclusief scènebeschrijvingen). Dan volgt een brief, een tweestemmige vertelling, een poëticale beschouwing, een pleitrede of apologie, en tot slot weer een vertelling, en wel een die qua personages aansluit bij de eerste; en die ook aan het eind van die eerste blijkt te zijn aangekondigd in een metafictioneel commentaar: 'Heb je ingecalculeerd dat er altijd iemand kan komen.' In overeenstemming met het onduidelijke, vaak paradoxale karakter van zowel de vorm als de inhoud van dit boek is dat een vraag zonder vraagteken (en dus misschien geen vraag, want de laatste tekst begint met: 'Er is iemand verschenen').

In iedere tekst wordt ruim geciteerd, uit bijvoorbeeld een fictief dagboek, maar vooral veel uit klassieke of minder oude wijsgeren. En in iedere tekst is als gezegd een gedicht verwerkt (niet een bekend gedicht, of een citaat, maar gewoon: een gedicht van Gerbrandy, denk ik). En ja: iedere tekst, en ook het geheel, is voorzien van een motto in het Grieks of het Latijn, aan de voet van de pagina geplaatst, en achterin de bundel voorzien van vertaling en aanduiding van de herkomst (zoals ook in bijvoorbeeld Vriendinnen of Drievuldig, feilloos, vals al het geval was).

Het boek handelt over de liefde, dat is duidelijk, en over de moeilijkheid, de onmogelijkheid van de liefde, over samenzijn en afscheid, over volkomen en onvolkomen liefde. Maar het precieze hoe en wat en waarom en waartoe komt me niet goed voor de geest; de vraag: geef in eigen woorden weer wat de dichter bedoelt, zou ik niet eventjes kunnen beantwoorden zonder de open deur van de ondertitel verder open te zetten. En wat meer is: dat hoeft ook niet, ik vind het boek, zoals ik het nu ken, al heel mooi; en ik ga het binnenkort weer lezen want ik kan die ene passage nu niet terugvinden, iets met: Waar geen blijven kon zijn is weggaan niet erg. Wat ik wel zo kan opslaan is dit, uit 'Een welgeronde bol' (welgeronde, een prachtig woord,ook te vinden in het Hooglied, dat toch een plekje in het WNT zou moeten hebben): 'Ons samenzijn is niets dan een poging de zinnen gaande te houden. Want buiten die zinnen is het wit.'

Geen opmerkingen: