zondag 26 september 2010

Menno Lievers, De val van Hippocrates

Tweede druk. De Bezige Bij, Amsterdam 2010 (1e dr. 2009). Paperback. 284 blz.

Weer zo'n boek dat ik zo snel mogelijk uit wilde hebben. Gelezen zonder potlood erbij. Vanaf het begin overtuigt het. Geen gestamel. Geen fouten. Geen opzichtigdoenerij. Kwaliteit.

Alleen de titel al. Of die er altijd al was. Natuurlijk wegens de onderliggende eed van Hippocrates en ook de val van Icarus. Maar dan nog. Alsof die woordgroep zo hoort.

Het is een trage vertelling. Een literair-existentiële variant op ER, zou ik zeggen als het niet zo denigrerend klonk. Machteloos probeert de hoofdpersoon zijn best te doen voor de als een verslagen legertros aan hem voorbijtrekkende patiënten. Het is ook een heel smerige vertelling, met al die medische rommel en miskleunen, ziekten, sterfgevallen. En al die wodka, al de kots en al de stront en het bloed (tot en met fecaal braken). En je moet ook niet afkerig zijn van klitten, lippen en scheuren, wil je deze roman kunnen genieten. Maar ik herhaal: niets van al dit wekt de indruk erbij te zijn verzonnen pour épater.

Het verhaal dat de ik-figuur vertelt, betreft zijn al te menselijke falen om de tragische dood van zijn broertje (hij is rond zijn twaalfde jaar in een ravijn gevallen), te verwerken en zich daar niet schuldig aan te voelen en zich niet te willen proberen te rehabiliteren bij zijn door het verdriet verharde moeder ('Het valt wel, maar niet mee').

Het is het wringend, wurgend verhaal van basis-arts Erik Liefco, die helemaal vast zit, vast zat en steeds verder vast komt te zitten. En dat dan gesitueerd in een wereld vol abjecte medici. Weer een man die een trauma heeft en daar niet mee uit de voeten kan; wel allerlei goeds bedoelt te doen, maar steeds met grote kracht de plank mis slaat. En die maar niet tot een gedegen zelfinzicht komt. Tenzij op het heel allerlaatst; te laat. Wat dat betreft is dit boek veel en veel somberder dan Het graf van de voddenraper, om er maar een te noemen waarin ook een man klem zit. En Begeerte heeft ons aangeraakt, dat een - ondanks alles - veel vrolijker boek is.

Dit boek is danig bedrukkend. Het is geschreven in een zeer onopvallende stijl, waarin voortdurend maar gestapeld wordt, ellende op misstap op foute inschatting op onterechte hoop. Dat na vier delen op pagina 257 opeens het verhaal omslaat met de arrestatie van Liefco en zijn rechtszaak, die Lucia de B-trekjes heeft, was even schrikken, maar die wending benadrukt eens te meer de achterliggende visie op mens en wereld: chaos, toeval, oningrijpbaarheid, moedwil, kwaadwilligheid en misverstand.

Bij een en ander is het hallucinatoire karakter van Liefco's gids, dokter Rood, heel goed in de verf gezet, alsmede andere ongerijmdheden; de grens met de gewone, herkenbare realiteit blijft steeds goed in zicht. Ook de (beschrijvingen van) Liefco's machtmerries zijn goed gedoseerd. En dat dokter Rood optreedt als een Vergilius en dat Liefco's vriendin Beatrijs heet, komt niet over als een zwaar intertekstuele kunstgreep. Een infernaal werk, inderdaad.

Geen opmerkingen: