woensdag 14 januari 2009

Maarten van Buuren, Kikker gaat fietsen!

Of: over het leed dat leven heet. 3e dr. Lemniscaat, Rotterdam 2008. 251 pagina's. Paperback met flappen.

Ditmaal een minder omvangrijk boek, maar wel weer een dat me onmiddellijk en onvoorwaardelijk in zijn greep hield tot ik het uit las, weinig dagen na aanschaf, vanmorgen, grieppreventief wat langer in bed. Allemachtig wat een aangrijpende geschiedenis. En met wat een knetterende vaart en lijkt het geschreven, en met een ferme greep op de materie. Hoe bestaat een mens het met zoveel beheersing zo diep in de eigen existentiële afgrondelijkheid te schouwen en er zo helder over te vertellen. Om niet te zeggen: superieur, wat onder meer inhoudt: met een uitnemende beheersing van de Nederlandse taal, met gevoel voor anekdotiek, met de nodige, maar zeker niet te veel, ironie of zelfspot. Dat is wel aangenaam bij alle diepe ernst die het boek behelst.

Het Kikkergerelateerde oeuvre van Velthuis heb ik waarschijnlijk integraal en meermaals voorgelezen als beginnende ouder. En met plezier, ook van de voorgelezene. Op de website van Max Velthuis' uitgever staat: 'Kikker was zijn alter ego, een even sympathieke als naieve optimist. "Is het leven niet prachtig!" was zijn motto.' Daar klopt natuurlijk geen donder van. Ik begreep meteen waarom Van Buuren in zijn titel refereert aan dit niet-geschreven Kikkerboek: een klassieke depressiepatiënt, dat beest (net zoals die Krekel van Toon Tellegen).

In hoofdstuk 10, 'Terug in de wereld', schrijft Van Buuren: 'Na deze crisis zal ik nooit meer de illusie kunnen koesteren (voor zover ik die al had) dat mijn identiteit draait om een kern die stabiel en onveranderlijk is. Het herstellen van een in elkaar gezakte identiteit stel ik me dan ook niet voor als het herstel van een vaste kern, maar als het met oude kaarten opbouwen van een nieuw kaartenhuis. Waarin verschilt de nieuwe constructie van de oude? In elk geval in één belangrijk opzicht, en wel dat de kracht waarvan ik tot voor kort aannam dat die mijn min of meer stabiele kern vormde, vervangen moet worden door zwakte; dat het surplus dat ik tot voor kort dacht te zijn, vervangen moet worden door een tekort.'

Dat is een schokkend inzicht voor iemand die zijn hele leven onder meer de behoefte heeft gevoeld zich de ziel uit zijn longen te sporten (vandaar de titel). Zijn kracht was altijd vanzelfsprekend. 'Of het nu de materiële wereld was, de sociale wereld van intimi en collega's, of de geestelijke wereld: in al deze werelden bracht ik het verder dan mijn leeftijdgenoten, familieleden of collega's. Dat was geen arrogantie of waan, maar een zekerheid waar ik van uitging zonder haar ooit te formuleren of me er zelfs scherp van bewust te zijn. Ik zet haar voor het eerst op papier en ik kijk er met enige verbazing naar.'

Competitie is hem niet vreemd, en hij gaat die steeds aan 'met het plezier en het vertrouwen dat ik in mijn eigen league tot de sterksten behoor.' Het lijkt erop dat Van Buuren ook wat betreft depressie zijn peers wil overtreffen. Hij is niet alleen in een depressieve crisis geraakt, hij krabbelt er ook weer (enigszins, voorlopig?) uit en sleept er dit boek uit. Sterker nog: zonder het schrijven van dit boek was hem die recuperatie niet gelukt.

Dat sluit aan bij een andere paradox. Van Buuren maakt er geen geheim van niet een makkelijk babbelend, sociabel mens te zijn. Maar verrassend genoeg spreekt hij in dit boek heel vaak de lezer direct aan. Nu is dat misschien nog makkelijk, omdat de lezer niets terug kan zeggen, maar toch getuigt dit boek van durf, lijkt me, want Van Buuren leeft niet alleen, maar stelt zich met heel zijn hebben en houden ten toon aan lezend Nederland (de derde druk is al uit), en aan de stad Utrecht, en aan het dorp dat daarin ligt, de Universiteit. Misschien vindt hij het zelf niet erg, maar wat moet ik, als ik straks achter hem in de rij sta in De Schrans? 'Tof boek, Maarten!'? Ongemakkelijk vooruitzicht.

Ook (of: juist) als je zelf niet depressief bent of was en als je geen depressanten in eigen kring kent, is dit enerverende boek bijzonder de moeite waard; en: het lezen kost geen moeite. Het gaat, gek genoeg, ook over een gewoon mens, de mens, over jou en mij, maar dan wel de verborgen, soms wat duistere kantjes die ons eigen zijn.

Geen opmerkingen: