zondag 19 augustus 2007

Joris Luyendijk, Het zijn net mensen

Van de (enigszins verregende) vakantielectuur (Pfeijffer, Het ware leven, een halverwege verveeld dichtgeklapt staaltje melige dikdoenerij; Van Toorn, Stoom, een na een kwart teleurgesteld weggedaan gebrek aan beeldingskracht; Barceló, Bal masqué, een verdienstelijke literaire semi-detective, veel boeiender dan: Palmen, Lucifer, een voortzeurende verzameling zelfingenomen quasi-semi-autobiografische humbug die ik na een derde gaaapend terzijde schoof; Claudel, Quelques-uns des cent regrets, een melancholische terugkeer naar de jeugd die ik - rommelige vakatielecteur - nog wel moet uitlezen omdat die - voor zover ik dat na een derde denk te kunnen beoordelen - zeer aantrekkelijk is; Coetzee, Langzame man, opnieuw een zwaar en zwart relaas van een vrij eenzame man, met absurde intrusies door die pinnige Costello, waarvan ik nog maar 60 bladzijden moet, wil en gretig zal lezen, en dat super is) die volledige lectuur waard bleek, is dit boek vooralsnog het meest fascinerend.

Luyendijk heeft zijn beelden uit het Midden-Oosten (zoals de ondertitel luidt) in een bewonderenswaardig heldere taal gegoten. Op volkomen toegankelijke wijze verschaft hij de lezer toegang tot de wereld van de westerse Midden-Oosten-journalistiek, een wereld waar deze jonge socioloog nogal naïef en zonder noemenswaardige vakkundige ervaring in was gerold. Een ideale verkenner mede omdat hij nu, terugblikkend, volkomen eerlijk lijkt, ook waar het zijn eigen soms niet geringe miskleunen en blinde vlekken betreft.

Het is niet een boek om vrolijk van te worden. Maar wel ontluisterend wijzer. Hoewel je natuurlijk ook allang wel wist dat wat in de krant staat niet de waarheid of de beschrijving van de werkelijkheid is, legt Luyendijk terecht nog maar weer eens uit hoezeer gebrekkige kennis, taal, vastgeroeste concepten, persbureaus, redacties met hun voorkeur voor beeld boven tekst bepalen hoe de wereld eruit ziet en haar kleuren en vervormen.

Simpele middelen gebruikt Luyendijk. Zo wijst hij erop dat 'die dansende Arabische tekens' in straatbeelden van van Damascus of Alexandrië heel exotisch ogen, 'totdat je wordt verteld dat die vreemde letters zinnen vormen als "Egyptisch museum volgende afslag", "Lipton de lekkerste thee ter wereld" en "Bij Ariel twee voor de prijs van één." Hij vraagt zich af of het niet zou schelen als we een tv-station als Al-Jazira' (in vertaling) Het eiland noemen. En: 'Misschien zou zelfs de angst iets wijken als we zeiden "Toewijding", "De Schare Gods" en "De Basis", in plaats van Hamas, Hezbollah en Al-Quaida.' Hij verwijt het zichzelf dat hij van 'parlement' bleef spreken, waar 'applausmachine' juister was. Intrigerend is zijn veronderstelling dat de Palestijen het in de berichtgeving vaak afleggen tegen Israel, doordat ze een veel slechtere - of eigenlijk geen - propagandamachine hebben.

Dat, en nog veel meer voor de hand liggends en nieuws bevat het boek, opgedist door iemand die zelf jarenlang in de keuken heeft gestaan. Een soort praktisch gefundeerd deconstructivisme en vooral de-exotisme. Prettig helder. Zoals ook Luyendijks - in de krantenpraktijk gesneuvelde - voorstel om een moppentrommel te openen over het Midden-Oosten: via hun eigen grappen leer je zijns inziens de mensen over wie wordt geschreven, als mensen kennen.

Geen opmerkingen: