maandag 25 juni 2007

Stephan Enter, Spel

Of het werkelijk een topboek is, weet ik nog niet. Daarvoor is het misschien te onspectaculair. Enters vorige, Lichtjaren, was, in ieder geval wat de stijl en syntaxis betreft, een ongewoon boek; een en al door- en voortmeandere zinnen, vol uitweidende parentheses die de lezer danig aan het werk zetten.

Ook de opbouw van Spel is bijzonder. Terwijl het evident een samenhangende ontwikkelingsroman is, waarin het leven van Norbert Vijgh tussen zijn negende en negentiende levensjaar ongeveer wordt beschreven, bestaat het boek uit elf hoofdstukken, die als losse verhalen quasi onafhankelijk van elkaar staan, en inderdaad los van elkaar goed te lezen zijn. Het eerste heeft een negenjarige ik-verteller als hoofdfiguur. Diezelfde Norbert Vijgh wordt in het tweede hoofdstuk door een volkomen auctoriale verteller van buitenaf beschreven in een monoloog tot de lezer ('Laat ons deze reiziger volgen.') als hij zijn geboortedorp weer eens bezoekt in verband met een schoolreünie. Hoofdstuk zeven is in de tweede persoon enkelvoud gegoten. En zo meer. Ieder hoofdstuk handelt over die Norbert en ieder hoofdstuk heeft een vorm van spel als thema, van Indiaantje spelen, via schaken, tot scrabble met oma. Het laatste hoofdstuk is met 72 pagina's veruit het langste (en tevens het enige gelede verhaal) en draait om een vaag probleem in het verleden van oma dat niet echt uit de doeken wordt gedaan. De andere stukken zijn 10 tot 40 pagina's lang. Dat verschil draagt weer bij aan het verhalenbundel-karakter van het boek. Maar het blijft een roman, veel meer dan bijvoorbeeld Westerlingen van Pieter Boskma en Volledig ontstemde piano van Robert Anker; vooral dat laatste is een aanrader voor wie van dit tussengenre houdt.

Enters Spel is wat dat betreft te onnadrukkelijk, te on-onbescheiden, te beleefd en beschaafd. Dat past overigens wel erg goed bij de hoofdfiguur. Iets meer metaforische pit had er wel in gemogen, geloof ik. Maar aan de andere kant heb ik het boek wellicht in een verkeerd tempo gelezen.

Herlezen, dus. Graag, ook omdat het weer zo'n mooie Van Oorschot-uitgave is. Dun, stevig papier, getint; prettig formaat; klassieke Bembo.

[het bovenstaande schreef ik op 19 juni 2007]

Aan de herlezing van Spel ben ik begonnen om te kunnen bepalen of ik deze roman zou willen behandelen in de cursus 'Actuele romans' van dit jaar (zo ben ik ooit begonnen met deze / dergelijke boeknotities). En de eerlijkheid gebiedt me mede te delen dat ik nog steeds wel onder de indruk ben van de niet-spectaculaire, zeer beheerste, glasheldere stijl (oh, hoe vaag dit nu toch weer...) en de dito verteltechniek van deze verhalenbundel/roman. Maar ik moet eraan toevoegen dat diezelfde eigenschappen ertoe bijdroegen dat de leesboei toch geslaakt werd (dat ik niet geboeid verderlas, dus).

Het boek gaat, in mijn optiek, nergens sprankelen, knetteren of dreigen, kwellen of nijpen. Ik zie wat de bedoeling is, maar het grijpt me toch niet aan, het sleept me niet mee. De thematiek van 'spel' lijkt me hier en daar te gezocht, te kunstmatig eraan toegevoegd. De verstrooide gegevens over oma zijn te weinig geheimzinnig, niet belangwekkend. De ruitjestrui van de nieuwe schaakleraar is te stereotiep, de achtervolging op de bouwplaats wordt niet echt eng, de verdubbeling van de dorpsidioot op het schilderij wordt niet eng-surreëel. Ik denk dat ik wel weet waar Brevendal ligt.

Maar dit alles betekent nog steeds dat het een goed boek is; versta me wel.

Geen opmerkingen: