vrijdag 18 april 2025

Antonio Scurati, Fascisme en populisme

Mussolini nu. Uit het Italiaans vertaald door Jan van der Haar. 6e dr.  Podium, Amsterdam 2024 (1e dr. 2024; oorspr. Fascismo e populismo, Z.p., Bompiani 2023). Paperbackje met flappen, 91 bladzijden.

Op het omslag heet de hooggeleerde heer Scurati de ‘Auteur van de beroemde Mussolini-romans’. Die als aanprijzing bedoelde opmerking deed bij mij geen enkel belletje klingelen. Scurati is, hoe dan ook, geboren in 1969 en is, volgens de achterflap, ‘schrijver, hoogleraar literatuur en columnist’. Dat eerste en dat laatste kan iedereen zijn, het middelste is geen garantie voor een goed schrijverschap, en precies dat bewijst Scurati met deze uitgetikte lezing, gehouden op de ‘Rencontres internationales de Genève’, ‘op donderdag 29 september 2022, enkele dagen na de Italiaanse Kamerverkiezingen’.

Ik kocht het boekje omdat ik onthutst ben over wat er in, onder andere, Nederland en de Verenigde Staten van Noord-Amerika (Rusland, Hongarije, Israël…) aan de gang is op het gebied van democratie en landsbestuur en omdat ik meer en deskundige ondersteuning voor mijn meningsvorming hierover nodig denk te hebben dan wat krant, digitale nieuwsdienst en weekblad en Animal Farm en Het nationaal-socialisme als rancuneleer me al bieden. Ik zag het ‘pamflet’ in de boekhandel liggen toen ik een ander boek afrekende en de boekhandelaar me intussen op de hoogte bracht van de intensiteit en de gevolgen van de afschuwelijke stadsbrand te Arnhem afgelopen maart; ik kocht het erbij, zonder grondige verkenning; van het boekje waren in 2024 in zes maanden evenveel drukken verschenen. En Hedy d’Ancona vindt het ‘Zeer de moeite waard.’ De uitgever noemt het op het achterplat een ‘soepel geschreven en urgent[…] pamflet’.

Maar het is vooral een onthutsend dom betoog. En potsierlijk. Brallerig, ook. Scurati lepelt allerlei algemeenheden over Mussolini op; daar lust hij kennelijk wel pap van, en daar spettert hij hier onhandig mee in het rond. Een werkelijke analyse van de situatie rond Mussolini en (bijvoorbeeld) Trump geeft hij niet. Alleen voor de hand liggende parallelletjes schetst hij met veel herhalingen en nog meer quasi-academische poehawoorden.

Om een leerzaam portret te kunnen schetsen van de rancuneuze Italiaanse politicus, staatsman en agitator vond Scurati het kennelijk nodig om Mussolini op te splitsen in een fascist en een populist. Vervolgens gaat hij in op Mussolini-de-populist, want hij ziet anno heden kennelijk wel populisme, geen fascisme. Maar waarom dan Mussolini? Omdat hij daar al een boel romans over heeft geschreven? En zijn die romans net zo wollig en warrig geformuleerd als dit ‘pamflet’?

Anders dan de fascisten van begin twintigste eeuw schakelen de populisten van nu hun politieke tegenstanders niet uit met geweld […]; [ze] houden […] zich aan de regels van de democratie: ze komen het parlement controleren en winnen de verkiezingen (behalve als ze het van tijd tot tijd aanvallen, zoals is gebeurd in de Verenigde Staten en Brazilië).

Wat een manipulatie van de werkelijkheid om een kunstmatige schets overeind te houden: zet gegevens die niet passen tussen haakjes en ze tellen niet mee, terwijl juist daar Trumps (latente) fascisme door zijn gouden populistische schijn naar buiten brak.

Over Benito oreert de professor: 

Hij begreep dat het fascisme niet alleen beschikte over geweld dat de tegenstander fysiek vernietigt, maar hij kon eveneens gebruikmaken van de verharding van het politieke leven om het denken mee te vernietigen; hij zou er daarna met enorme winst gebruik van kunnen maken, want dat alles zou een enorme opluchting voor de massa betekenen.

Duizelingwekkende woorden, maar onduidelijk, ondanks tweemaal ‘enorme’. Mussolini ‘zou’ van alles ‘kunnen’ doen. Lekker duidelijk. Waar verwijst dat ‘er’ naar? En wat is ‘dat alles’? Wat poneert de hooggeleerde Scurati hier eigenlijk?

Over wat hij noemt ‘de taalrevolutie van Mussolini in de journalistiek’ noteert hij:

[…] bovendien gingen al die klinkende, uitgeschreeuwde, veelal bulderende beweringen altijd vooraf aan het persoonlijk voornaamwoord enkelvoud: ik zeg, ik beloof, ik zal… ik, ik, ik. Opnieuw het personalisme. Het taalkundig personalisme komt ditmaal in de plaats van het complexe, controversiële, moeizaam discursieve pluralisme. De subjectieve vrijwilligheid voor de objectieve, rationele manier van denken.

Wat er in de eerste zin voor de dubbele punt staat, stemt niet overeen met wat erna staat. ‘Personalisme’ betekende tot voor kort iets anders dan wat Scurati er hier mee lijkt te bedoelen. Wat het ‘moeizaam discursieve pluralisme’ is, behoeft wel wat uitleg. Hoe de vierde zin samenhangt met de derde, is me een raadsel.

Ik bedoel maar… Het ‘pamflet’ heeft drie onderdelen, genummerd en betiteld: I. Fascisme, II. Populisme en III. Democratie. Dat laatste hoofdstuk begint met: ‘Laat me afsluiten met nog een persoonlijke herinnering.’ Hij doet maar, ik luister er niet meer naar. En terecht, want anders had ik dit moeten aanhoren:

Op het scherm van een vergeten teeveetje in een blinde hoek van het vertrek was een onbekende met veel vuur houweelslagen aan het uitdelen op een brokkelige muur.

Misschien is de vertaler ook niet zonder brokken door dit professoraal pamfletgepruttel gestruikeld. 

Sinds de Franse Revolutie hebben tien generaties vrouwen en mannen elkaar opgevolgd aan het firmament van de Geschiedenis, een onmetelijk groot, geducht en veelbelovend firmament. […] Bij nacht schitterde de Geschiedenis als een poolster eeuwig aan de hemel boven onze zorgen.

Dat is de kern van de derde alinea van dit dronken relaas. Maak daar maar eens chocolade van. 

 

Geen opmerkingen: