Roman. E-boek. De Bezige Bij, Amsterdam 2023.
Mijn experiment om twee boeken tegelijkertijd, nou ja: in afwisseling, te lezen leek te slagen toen ik bezig was aan twee niet-doorsnee-romans met een uitermate trage verteltrant; de Nederlandse vertaling van een e-book waarvan ik de Engelse versie al gelezen had voor in bed (als het aan de andere kant van het ledikant nog duister moet zijn) en een Engelse paperback voor overdag. Maar toen ik dat e-book uit had, drong zich toch echt onafwendbaar Nirwana aan mijn belangstelling op, en na lezing van een digitale preview (pluspunt van het e-boek) wist ik het zeker: kopen, opslaan en lezen. Ik had wel weer zin in een stevige vertelling met vaart en Schwung, potige zinnen, een brede blik en een grote thematische greep, tot ver buiten de pluizige grens van het naveltje van (het narratologische alter ego van) een auteur. Kortom: ik heb die paperback geparkeerd op de stapel nog te lezen boeken want Nirwana wilde me niet loslaten. En ik wilde Nirwana niet wegleggen.
Nirwana is groot en Nirwana is groots, en ik noem er hier maar een enkel aspect van. Het verhaal beslaat het leven van (vooral de mannelijke lijn in) drie generaties Adema's en daarmee ongeveer anderhalve eeuw van Noordwest-Europese wereldgeschiedenis, al was het maar doordat de grootvader van de hoofdpersoon een donkerbruin tot inktzwart verleden in de twintigste eeuw heeft en verder doordat onder alles wat er gebeurt in deze roman de zucht naar verbranding onafwendbaar voortwoedt, verbranding die 'nodig' is om te kunnen produceren wat de mensen denken te willen bezitten. Even een citaat ter verduidelijking:
Door de vuurmachine, zoals de door Watt verbeterde stoommachine aanvankelijk wordt genoemd, wordt verbranding het centrale gegeven van alles wat de mens onderneemt en produceert, op een schaal die niemand ooit voor mogelijk heeft gehouden.
Dat denkt Hugo Adema, de hoofdpersoon, kleinzoon van een gigant in de naoorlogse offshore met een nazi-verleden, gevierd kunstschilder maar aan het begin van de roman in de verf vastgelopen door het plotse vertrek van zijn muze en geliefde.
Hugo wordt op het spoor van het onderzoek naar het duistere verleden van zijn grootvader gezet via een toevallige ontmoeting met een schrijver die zich in het NIOD voorbereidt op het schrijven van een roman door de gangen van de oude Adema na te gaan. Die schrijver heet Tommy Wieringa en het grappige is dat Hugo hem uiteindelijk voor is met zijn eigen onderzoek en doordat hij de oorlogsdagboeken van zijn grootvader in bezit krijgt, waarvan hij Wieringa, met wie hij een pleegmoeder gemeen blijkt te hebben, niet op de hoogte brengt. Deze cameo is een luchtigheidje in de overigens serieuze en –ondanks alle racing green Jaguars, lichtgrijze Range Rovers, tweede huizen op Ibiza en in champagne gedrenkte vernissages – zwaarwichtige roman die een scherp mes steekt in de oeroude wortels van de actuele problematiek van grenzeloze wil tot materiële en economische groei en de daaraan verbonden al even zinloze uitputting van de natuurlijke en menselijke bronnen.
Wieringa heeft zich blijkens de toegevoegde bronnenlijst grondig gedocumenteerd (net zoals zijn fictieve alter ego) en heeft al met al een zeer leerzame, zowel historische als actuele roman weten te schrijven, een onthutsend boek ook, door alle gegevens die zijn onderzoek opleverde samen te voegen in een fictioneel verhaal waar visie en overtuiging uit spreken. De niet-fictionele geschiedenis van schaamteloze kapitalistische uitbuiting strekt zich natuurlijk nog verder uit dan over drie generaties; te vrezen valt dat ook Nirwana hier geen einde aan weet te maken. Misschien de doem die hangt boven alle kunst, als je uit het oog verliest dat ook kunst tot inzicht en bewustwording kan leiden. Hugo Adema weet in ieder geval zijn persoonlijke geschiedenis te purgeren door met zijn nieuwe schilderwerken op imposante wijze wraak te nemen op zijn huichelachtige familie en zich vervolgens in strenge ascese weg te cijferen zonder nog iemand of de aarde tot last te zijn. Dat ging niet zonder slag of stoot; in het motto staat: 'als de vuren van hebzucht, haat en waan zijn geblust, is de geest vrij om op volle kracht te werken.'
De ironie van de geschiedenis wil dat Hugo zelf eerst slachtoffer moest worden van een kunstzinnige 'zuivering', zo niet wraakneming. Ik bedoel maar: deze roman is boordevol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten