Roman. btb Verlag, München 2018, E-Book naar de eerste druk, Schöffling & Co, Frankfurt am Main, 2001 / Roman. Vertaald door Gerda Meijerink. Van Gennep, Amsterdam 2002. Paperback, 382 blz.
Normaal gesproken loop ik met een boogje om thrillers heen. Maar voor een thriller van Juli Zeh maak ik graag een uitzondering. En ik ben plompverloren in de digitale uitgave gedoken van de oorspronkelijke tekst van dit indrukwekkende debuut. Maar na een bladzij of honderd begon het lezersgeweten te knagen: kreeg ik het verhaal wel werkelijk goed door? Er haperde iets.
Toen heb ik alsnog de Nederlandse vertaling aangeschaft, een papieren uitgave, en ben opnieuw gaan lezen. Vervolgens kwam ik erachter dat wat ik in de Duitse versie maar vreemd of verwarrend of onduidelijk vond, in de vertaling ook daadwerkelijk van dien aard was. En nu werd me tevens duidelijker waardoor dat kwam: de focalisatie ligt geheel bij een personage dat, door de ellendige zelfmoord van een vriendin en ten gevolge van overmatig cokegebruik, zijn frisse en niet vertekende blik op de werkelijkheid verloren is. Daar komt nog eens bij dat die werkelijkheid in hoge mate gedomineerd wordt door subversieve handelingen van ambtenaren en juristen (meer in het bijzonder volkerenrechtdeskundigen – onder wie de centrale focalisator, Max Cooper) – annex criminelen, die er alle belang bij hebben dat hun illegale handel en wandel voor zo veel mogelijk anderen verborgen blijven. En daar komt bij dat heel het leven voor Max eigenlijk geen ruk zin meer heeft.
Hoe al dat gedoe in elkaar steekt, ga ik hier niet beschrijven, want dat is de ellende met thrillers: ze zijn gevoelig voor spoilers. Wat mij betreft zit in die hoek trouwens niet eens de aantrekkingskracht van deze roman. Die zit veeleer in de basale, uitbundige overgave van Max aan zijn bijzondere en bijzonder ongenaakbare geliefde, en niet minder in het gegeven dat Max een uitvoerige terugblik op zijn moeilijke en pijnlijke leven geeft door talloze cassettes vol te spreken voor een studente psychologie, tevens presentatrice van een nachtelijk praatprogramma op de radio, die op zijn geval wil afstuderen. Daar komt bij dat Max ook niet ongevoelig is voor de aandacht die Clara aan hem schenkt en ook aan zijn geliefde, die voor haar minstens zo ondoorgrondelijk is, en die zij beter probeert te begrijpen door op haar te proberen te lijken. Aldus vloeien heden en in het heden vastgelegd verleden gaandeweg in elkaar over, zo niet voor Max, dan wel voor de lezer.
Er ligt objectief nogal wat tijd tussen Max' voorbije leven met zijn geliefde Jessie en het vertel-heden waarin hij leeft met Clara-van-de-radio, en door de audio-opnames die hij voor haar maakt, krijgt, naast Max zelf, ook de lezer steeds meer zicht op wat er aan de hand was (dan wel: wat er allemaal aan geheims aan de knikker was) in zijn leven en in de wereld; let wel: een roman van Zeh heeft altijd ook betrekking op morele en andere kwesties in de buitenliteraire werkelijkheid, in dit geval de voorgenomen uitbreiding van de EU. En als er dan ook nog een hond door het verhaal dwaalt die getooid is met de naam Jacques Chirac, heeft een roman mijn hart veroverd.
De eerste keer dat het beest genoemd wordt (in het derde hoofdstuk), weet je niet eens dat het over een hond gaat: 'Man kann seelische Zustände verdrängen, aber nicht Jacques Chirac.' Zeh grossiert in dit soort lijpe frases. Dat de vertaling en de redactie van de Nederlandse uitgave niet geheel vlekkeloos zijn, doet aan het leesplezier niets af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten