dinsdag 8 juni 2021

Eringestonken?

Nou denk ik toch echt dat ik per ongeluk een keer een middlebrow-boek gelezen heb. De Nederlandse vertaling van deze Duitse roman uit 2019, geschreven door een mij onbekende auteur, is in 2020 uitgegeven door Uitgeverij Nieuw Amsterdam, misschien niet een top-literaire uitgeverij, maar toch ook weer niet een underbrow veldspeler, dacht ik. Dacht ik. Had ik gedacht. Ook de Nederlandse vertaling van Shuggie Bain, winnaar van de Booker Prize 2020, geeft ze immers uit.*

Voor de zoveelste keer een gevalletje: ergens in een krant, een tijdschrift, of een website struikelde ik over deze roman, en dacht: 'Lijkt me aardig...', oh nee: het was analoog, namelijk een aanrader op een karton in de etalage van de Utrechtse boekhandel waar ik besloten had mijn boekenweekbudget te besteden, om dan tevens het geschenk van Bervoets te incasseren. Ik vertrouw die boekhandel, in alle opzichten, en nog steeds, en daardoor was misschien mijn natuurlijke oplettendheid iets te zeer in de watten gelegd.

Zeker in het begin beviel me het boek zeer goed: ingetogen van verhaal, gesitueerd in een niet met name genoemde, landelijke omgeving, een frisse opening in medias res, een ferm personaal perspectief – onder redactie van een niet te opdringerige auctoriale vertelinstantie –, twee elkaar afwisselende, zich steeds verder ontplooiende personages, helder van taal, afgaand op de naar alle waarschijnlijkheid goede vertaling.**

Maar gaandeweg ging de explicietheid van veel verklaringen me tegenstaan, en ook het  moedwillige verborgen blijven van de heftige traumatische levenservaring van beide heldinnen, net als de al te evidente verknochtheid van de interactie tussen beiden aan een stel natuurlijke, biologische, aardse processen, om nog te zwijgen van de overdadigheid van de landelijke situering, die een en ander steeds meer naar een streekroman leek te doen tenderen, de roestige tractor inbegrepen, en het oogsten en het stoken. Een waas van een altmodische vlaschaard kroop erover, maar dan met een onvermijdelijk blij einde, ondanks alle 'moderne' tragische, maar gretig uitgevente ellende van geweld binnen het huwelijk, poging tot moord, gevangenisstraf, zelfmoorddreiging, voortijdige schoolverlating, anorexia en automutilatie.

Toen ik het boek uit had en vervolgens de auteur in een videoclip een stukje had horen en zien voorlezen in de weelderige achtertuin van zijn woonst, was de boot met mijn eindoordeel aan. Dat clipje bekeek ik omdat er simplistisch googlend geen (echte) recensies te vinden waren; je moet wat.

De auteur refereerde in het filmpje, dat kennelijk speciaal voor de Nederlandse markt opgenomen was, aan zowel de oorspronkelijke als de vertaalde titel van de roman: Alte Sorten respectievelijk De smaak van wilde peren. Ik geloof niet dat ik naast de talloze perensoorten die in de roman de revue passeren ook maar een enkele wilde peer ben tegengekomen; het gaat in die ene perentuin van de Esperens heerenpeer naar de Alexander Lucas via Boscs flessenperen naar de Maguerite Marillat, om maar wat te noemen, allemaal bijzondere, zeer oude, gekweekte peren. Geen wilde peer te bekennen. Tenzij het de twee heldinnen zouden zijn, die zich – niet zonder veel leed – uiteindelijk weten te onttrekken aan de jarenlange dwingende en vrijheidsbeperkende dominantie van echtgenoot, ouders, gevangenis en psychiatrische kliniek. Ze kunnen er maar moeilijk iets aan doen dat zij zelf ook tot de Alte Sorten behoren. Maar nee, daarmee zijn ze nog geen wilde peren.***


*Stik, nu deed ik het zelf: overstappen van een enkelvoudig onderwerp (uitgeverij) naar een meervoudsvorm ('geven ze uit') terwijl het onderwerp hetzelfde blijft. Volgens Van Dale is 'uitgeverij' vrouwelijk, dus kan ik er gerust naar verwijzen met 'ze', maar dan moet de persoonsvorm wel in het enkelvoud.

** Sallys jeugdige grofgebektheid, bijvoorbeeld, wordt overal olijk weergegeven met smeuïge, oer-Nederlandse krachttermen als 'lulverhaal', veel ge-'kut' en 'godsamme', achter welk laatste woord een origineel Scheisse schuilgaat. Op slechts een moment kreeg ik door dat ik een vertaling aan het lezen was. Ergens staat dat  Sally een bakkerij verlaat met wat verse krakelingen in een broodzak; en als ze er een opeet, is de korst knapperig en de binnenkant nog lekker warm. Dat correleerde niet met mijn krakeling-beeld... ik denk dat er in de geno-tekst sprake is van Brezel. Volgens Van Dale is een Nederlandse krakeling een 'bros koek­je, in de vorm van een 8, dat on­der het eten kraakt' (en dus niet iets wat je in een broodzak vervoert), terwijl de tweede betekenis ('ron­de koek of koek­brood in de vorm van een 8') nu 'niet algemeen' is. Gek genoeg is het uit het Engels afkomstige woord pretzel in dit Nederlandse woordenboek opgenomen, met de betekenis: 'zoute krakeling'.

*** Vreemd soort perenlied (blijkt pas op het eind)

Geen opmerkingen: