vrijdag 14 oktober 2016

Marc Reugebrink, Het huis van de zalmen

Roman. e-book, Amsterdam-Antwerpen, Querido 2016.

Van Marc Reugebrink heb ik dus te weinig gelezen, dat is wel duidelijk nu. Lang geleden, in 2000, las ik Wild vlees, zijn eerste roman, die in 1998 was verschenen; die was destijds (nog) niet aan mij besteed, zie ik in mijn leesdagboek (ik ben ook geen gemakkelijk te paaien, buigzame lezer, ik weet het, eerder een luie feestlezer). Zeven jaar later, in december 2007, las ik Het grote uitstel. Dat boek heb ik 'gretig ten einde gelezen', blijkens mijn volgende leesdagboek (of: leeslogboek, dat is een betere genre-aanduiding; oh, ik zie dat ik dat jaar dit blog was begonnen en deze roman erin noem). Het huis van de zalmen past wat mijn leesplezier betreft heel goed bij Het grote uitstel.

Zonder dat ik heel het oeuvre kan overzien, verre van dat zoals ik al aangaf (Komgrond en Wade staan hier wel in de kast maar die las ik een kwart eeuw geleden), lijkt het erop dat Reugebrink qua compositorische complexiteit in regressie is. Het huis van de zalmen is kraakhelder. Geen door de lezer uit te pluizen en te deconstrueren focalisatiemachinaties, geen dito verteltechnische manipulaties, geen gewaagde metaforiek, om maar wat te noemen. Maar bijvoorbeeld wel deze fantastische vergelijking: "Ze [het meisje van de Noorse slagerij] klonk als een struise Friezin juist voor het melken." Al weet ik niet zo gauw wat de ground van deze vergelijking is (mijn omgang met struise Friezinnen is zeer beperkt). En bewonderenswaardige beschrijvingen van voedsel, van wijnen, van smaken.

De hoofdpersoon, de ik-verteller, Marcel Rüge (die wat betreft naam, leeftijd, woonplaats, familiale omstandigheden wel wat weg heeft van zijn auctor intellectualis) is (mede-) eigenaar van een restaurant, L'Ange perdu. Vandaar die mooie beschrijvingen en vandaar wellicht ook het gegeven dat Marcel wat te dik is. Hij is in Noorwegen van wege een geschil met zijn chef-kok over de smaak van wilde zalm versus die van kweekzalm, duur versus goedkoop. Doordat hij nogal met zichzelf begaan is (maar misschien onbewust niet tevreden) valt het hem niet meteen op dat er berichten op zijn telefoon verschijnen op de momenten dat hij bereik heeft. Dus overvalt het hem dat zijn moeder is overleden. Zijn vader was al overleden. En: zijn zus, Angelique, met wie hij het restaurant heeft opgezet (heette het toen al zo?) is ook al overleden; en later komt hij erachter dat er een eerste broertje of zusje dood geboren is geweest (wist zijn zus dat wel en heet het restaurant daarom zo?).

Maar als ik het zo opteken, wordt het allemaal al te vlak. Je moet de informatie vernemen in de dosering en het tempo waarin Marcel het allemaal vertelt, waarin Reugebrink het presenteert, want juist in de dosering en het ritme van het narratief schuilt een belangrijke component van de pracht van deze roman. Je voelt de versnellingen, de vertragingen, het stijgen naar een ontlading en dan weer de schok van iets onvoorziens. Die smaakbeschrijvingen van weer een wijn en van weer een amuse-gueule zijn er niet om zichzelf of om de hoofdpersoon te typeren of voor de couleur locale, ze bouwen mee, ze dragen bij aan het ritme van de ontwikkelingen (dus: dat ik elders spelenderwijs geprobeerd heb een kleine passage van deze roman ietwat korter door de bocht te formuleren, blijkt in het licht van wat de roman wil nogal onzinnig; iedere uitweiding of vertraging is hier op zijn plaats en heeft een functie en wat mij betreft ook effect).

Was Het grote uitstel al een coming of age-roman, je zou dat ook van Het huis van de zalmen kunnen zeggen, al gaat het daarin over een heel andere levensfase en leeftijd: Marcel komt er door de dood van zijn moeder achter wat het betekent om te blijven leven terwijl al je naaste verwanten eraan gaan. Hoe zeer zijn Suzanne ook met hem begaan is en hem steunt, hij staat er uiteindelijk helemaal alleen voor; een kille bestaanswind slaat hem om de schoften terwijl zijn stal instort, en hij wil mede daarom zijn familiegeschiedenis reconstrueren, eens te meer omdat hij er niet voor heeft durven kiezen de familielijn voort te zetten, ook al wilde Suzanne dat nadrukkelijk wel. Onderwijl gaat hun restaurant naar de gallemiezen. Ook dat nog.

Ik denk dat ik deze roman, nadat ik hem nog eens gelezen zal hebben, liever niet een psychologische, maar een existentiële roman noem omdat er een wijze van zijn in beschreven wordt die als fundamenteel beschouwd wordt door de ik-verteller (nogal wiedes, anders zou hij er niet zo over uitweiden). Indruk- en huiveringwekkend is de levensgeschiedenis van zijn moeder die Marcel na haar dood (re)construeert op basis van haar nalatenschap, vooral de twee breukmomenten: de geboorte van het eerste kind, het verlies van het tweede.

P.S.
22/11/2016
Herlezen. Die regressie die ik hierboven noemde, zit ook in Marcel die de geschiedenis van zijn moeder (of meer in het algemeen: zijn persoonlijke voorgeschiedenis) probeert te reconstrueren aan de hand van wat hij allemaal vindt in haar laatste woonst (iets zegt mij dat er een verband is met Gesloten huis van Nicolaas Matsier); vooral veel documenten (wat dat betreft is deze roman wellicht ook te vergelijken met het eerste deel van de biografie van Mulisch die Robert Ammerlaan binnenkort publiceert).

Op basis van haar documenten bouwt Marcel een beeld op van het leven van zijn moeder en vindt hij tegelijkertijd zijn eigen wortels terug (en de breuk daarin), en vooral komt de schade daarboven van het ontkennen, verzwijgen van onderdelen van je geschiedenis. In het leven van zijn moeder is altijd een heel ingrijpende gebeurtenis verzwegen gebleven, zowel tussen Marcels moeder en haar echtgenoot, als tussen haar en haar kinderen.

Fraai vind ik dat Marcel verslag doet van zijn (re)constructie op de wijze waarmee Stern in Max Havelaar omgaat met het materiaal in het pak van Sjaalman. Er staat ook, met betrekking tot een bron van Marcels persoonlijke (voor)geschiedenis, heel Sterniaans: "(Ik heb het hier voor me liggen.)" Aldus wordt de spanning tussen fictionaliteit en realiteit/historiciteit goed voelbaar gehouden.

In Het huis van de zalmen wordt gerefereerd aan de terugkeer van (wilde) zalmen naar hun geboorteplek, terug de rivier op, om daar te sterven. Dat is bijna wat Marcel doet. Vanuit nota bene Noorwegen moet hij wegens het sterven van zijn moeder terugkeren naar Nederland en vandaar keert hij indirect (reconstruerend) terug naar zijn geboortegrond, het noordoosten van Nederland, in een beschrijving waarvan het woord "komgrond" zelfs een keer valt.

Dit gegeven heeft weer te maken met het conflict tussen Marcel en zijn chef-kok Enzo, dat de inzet van, de aanzet tot het verhaal is: Marcel is op de penning en heeft er geen probleem mee om  gekweekte zalm serveren, zolang de smaak maar goed is; Enzo heeft een andere opvatting en meent te kunnen ervaren als kok dat gekweekte zalm geen geboortegrond heeft, "geen huis, geen thuis. Hij kan niet gehoorzamen aan zijn eigen natuur."

In iets andere woorden: Enzo is meer van een aan mindfulnessiness gerelateerde kookkunst, ook al drapeert hij zijn gerechten nogal nouveau cuisinerig op de borden. Maar Enzo vind er dan ook geen graten in om een beest te doden, schoon te maken, te villen en te bereiden. Marcel is wat pragmatischer, naar het schijnt, en gruwelt ervan als je nog het beest kunt herkennen in het gerecht dat op je bord ligt. Maar hij komt er - het gaat niet snel - achter dat hij toch wat essentialia heeft verwaarloosd door die houding. De roman laat wijselijk in het midden of hij dit inzicht overleeft.

Geen opmerkingen: