Braaf tracht men al zijn colleges voor te bereiden (tien werkgroepuren per week, plus twee bij te wonen hoorcollege-uren) en zijn bibliotheek-, examen- en opleidingscommissievergaderingen, en zijn toetsen op te stellen en te corrigeren en te administreren, en ongemerkt rekt men de werkweek op tot het dubbele van wat de baas denkt dat nodig is voor een en ander, en de tijd vliegt als de schim van een vermagerd schaap door het door verzuurde regen verdunde veen. Zelfs de verbasterde vergelijkingen lijden eronder.
Dit kent men. Men leest handboeken, te bespreken literaire werken, en stukken, natuurlijk, veel stukken, notulen, rapporten, verslagen, jaarroosters. Men denkt aan een feuilleton op Neder-L, 'De verleden tijd van lijken', dat men al lang niet meer las, en men denkt eraan dat er een stapel ligt te wachten en popelt, de nieuwe Hendrix, de nieuwe Gerritsen, de eerste Riem die herlezen moet, Wide Vercnocke, Gadamer die maar stof ligt te verzamelen, maar men is sinds terugkeer van vakantie bezig in een veel te dikke pil, een baksteen, een verkapte quintologie en men bedenkt weer hoe lastig het is om een boek te lezen waarvan men niet bevat hoe omvangrijk het is doordat men er een digitale editie van in/op het dunne e-leesapparaatje heeft staan. Misschien dat men deze maand 2666 van Roberto Balaño ten einde kan lezen, want men is nu zo ver gevorderd dat afhaken heen optie meer is, al komen de verkrachte lijken nu wel zo'n beetje mens neus uit. Men hoopt dat het slotdeel net zo gortdroog maar des niet tegenstaande zo hilarisch is als het eerste. En dat men daarna weer tijd vindt om er iets over te schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten