Misschien is het een afwijking van mij, maar ik kijk altijd onder het stofomslag van boeken. Dom. Ik word steeds te leur gesteld: er zit nooit iets onder wat te onderscheiden is van die dummy's waarin ik bijvoorbeeld mijn leesdagboek bijhoud, behalve dan dat de naam van de auteur en de titel van het boek er fantasieloos op gedrukt staan. Maar kijk, hier is Dooreman aan het werk geweest, en er valt wel wat te zien: een negatief van het stofomslag. Mooi, zoals trouwens het hele boek mooi gemaakt is.
Op de hoogte is de debuutroman van de mij onbekende Christophe Van Gerrewey, die overigens al wel her en der verhalen blijkt te hebben gepubliceerd en twee verhalenbundels. Deze roman is een consequent schier subliem gestileerde, aan oeverloos geoudehoer grenzende, maar nogal wanhopige monoloog van een man die geen relatie meer heeft en die zijn ex heel erg graag nog wil spreken en daarom maar een soort, geen echte, brief aan haar schrijft waarvan hij al schrijvende al wel weet dat die een roman wordt die niet alleen door haar, maar ook door zowel zijn als haar vrienden en vriendinnen gelezen kan worden, al weet hij niet zeker of dat ook zal gebeuren. De monoloog is niet monotoon want de man haalt meerdere malen de in het recente verleden door zijn ex-vriendin geuite woorden uitgebreid aan. Doordat ik de tekst achterop niet gelezen had, werd ik verrast door het slot van de roman, die een ruim veertien pagina's lange geciteerde monoloog van de ex is, die betrekkelijk fors naar de man uithaalt en zijn impliciete vraag of er een kans is dat ze nog samen door een deur kunnen ferm beantwoordt.
Die aanhalingen van de woorden van de ex zijn zo uitgebreid, dat ze geen letterlijke citaten kunnen zijn, maar dat geeft niet, want de man laat niet na op verschillende plaatsten te reflecteren op zijn schrijfarbeid en op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de lectuur ervan. Aldus krijgt deze roman, die nadrukkelijk op een authentiek liefdesverdrietrelaas poogt te lijken, een metafictionele laag, overigens zonder daarover heel ingewikkeld te doen; het blijft immers ook een (soort) brief, een brief om de (mogelijke) lezer(s) op de hoogte te brengen van de visie op heden en verleden van de man.
Het is in zekere zin geen roman die gaat over twee mensen die een relatie hadden en nu niet meer, geen verhaal over de lotgevallen van twee personages. Deze roman speelt zich af (als je dat zo kan zeggen) tijdens het schrijven ervan. Dat leidt tot een zeer merkwaardig moment van tijdloosheid, van aan de tijd ontheven zijn. Op bladzijde 86, bijna op de helft, schrijft de man:
Nooit hebben mijn vrienden geweten dat hun salontafel veel nieuwer is dan zij vermoeden, tot op dit moment althans, want de kans is groot dat zij dit zullen lezen - denk je niet?Dat kan eigenlijk niet: 'dit moment' bestaat niet; het moment waarop de man dat schrijft, valt niet samen met het moment waarop zijn voormalige vriendin, zijn vrienden of wie dan ook dit kunnen lezen (nog even los van de gedachte dat zelfs zijn ex dit moment niet eerder kan ervaren dan die vrienden, omdat zij de brief, die in wezen alleen aan haar gericht is, alleen als roman kan lezen, dus na productie en publicatie daarvan; en ook los van de overweging dat de man op moment van schrijven nog niet weet of de roman ooit daadwerkelijk gepubliceerd zal worden). Mooi.
De stijl van deze roman is merkwaardig; ze lijkt op die van goedbedoelde maar mislukte studentikoze vertellingen met veel te veel omhaal van woorden, maar wijkt daar precies op de goede manier van af, onder meer doordat de beeldspraak afwezig of heel onopvallend is (hier helemaal geen stalen rossen die worden bestegen en dat soort humbug); maar toch merk je dat alles zeer weloverwogen is opgetekend; en het leuke is natuurlijk dat dit bijdraagt aan het personagebeeld: die man is heel beheerst, beschouwend, rustig, afstandelijk en zo voort, maar gaandeweg krijg je wel contra-informatie, onder andere via de woorden van de ex, die erop wijst dat hij toch een onbetrouwbare verteller is en misschien zelfs wel een zieke, zowel lichamelijk als mentaal.
Op een onnadrukkelijke manier, die mooi past bij de schrijfstijl, denkt de man in de roman - die wanneer hij dat schrijft, nog niet bestaat - na over de mogelijke ontvangst ervan door zijn ex, door vrienden, door romanlezers, door critici, bijvoorbeeld 'door middel van een paar sterretjes in de tot culinair niveau vervallen, schaamteloze literaire bijdragen van de kranten van dit taalgebied, waarin het als pretentieus en hoogdravend aan de kant zal worden geschoven', 'ofwel op blogs, waarin snijdende commentaren zullen worden gegeven op de obscene cover van dit boek'. Quod non, wat mij betreft, maar ondertussen zat ik dus mooi met een boek in handen dat iets over zichzelf veronderstelt op basis van een beschrijving die niet klopt. Mooi.
Aan het eind van de roman hoort de man zijn ex als het ware haar reactie op het boek formuleren, wat niet kan, omdat het boek dan nog niet bestaat, en drukproeven of iets dergelijks heeft ze niet gelezen. Mooi. En nog mooier is het volgende Escherachtige fragment:
De vraag is maar of we elkaar echt hebben gekend, en niet steeds elkaar tot projecties en abstracties hebben herleid. Zelfs nu, op dit cruciale moment, leg je mij dingen in de mond waar ik niet om gevraagd heb. Wat ik hier zeg bestaat alleen maar in jouw fantasie, in de fantasie dan nog van gekwetste en zielige geliefde, en toch doe je alsof die fantasie overeenkomt met mijn diepste wezen! Nooit heb ik zo lang aan één stuk door gesproken als in deze tekst [...].
Bij het onduidelijke realiteitsgehalte van de beide hoofdpersonages, wier namen geen enkele keer worden genoemd, past hun opmerkelijke huisvesting. Voortdurend is er sprake van haar verhuizingen, een voor en een na hun relatie, en van hun steeds weer tijdelijk samen wonen in huizen van anderen, terwijl nimmer werkelijk samenwonen. De man schrijft overigens in Gent in het huis van vrienden die opnieuw op vakantie zijn en hem gevraagd hebben op de kat, Muisje, te passen, wat hij eerder al deed met zijn vriendin er nog bij; Gent, waar de ex van de man in haar eerste ingelaste monoloog van ruim een bladzijde werkelijk geen enkel goed woord over heeft; Gent, de stad die ik associeer met Hugo Claus, aan wiens werk het motto van de roman ontleend is: 'Ga nu en wankel naar haar / die ik niet ken.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten