dinsdag 5 januari 2010

Koen Peeters, De bloemen

Roman. Amsterdam-Antwerpen, Meulenhoff-Manteau. Paperback met stofomslag. 236 blz.

Toen ik het omslag zag, werd ik al vrolijk. Toen ik het boek opensloeg in de winkel, nog meer, want op het schutblad voorin sprankelen die bloemen vrolijk verder. En het motto is in helderrood gezet, met in zwart de bron eronder. Ook op de inhoudsopgave heeft iemand zijn typografische best gedaan, met rubriekrood en zwart. Nu, dat is blijkens het ingelegde kaartje ene Dooreman. Mooi werk, dat zich ook best tot aan de hoofdstuktitels had mogen uitstrekken.

Koen Peeters ken ik alleen van naam, niet van lezen. De keer dat leesclub Transitie zijn Grote Europese roman las, kon ik er niet bij zijn; en als ik er niet bij kan zijn, voel ik me ontslagen van lezensplicht; er is genoeg ander werk dat nog op de stapel ligt. Maar de kans is groot geworden dat ik die schade in ga halen. Maar misschien ga ik eerst De bloemen herlezen.

De bloemen is een mooi boek, ondanks de wat domme titel en de dito hoofdstuktitels (bijna allemaal bloemen). De ondertitel is 'roman' en in een bronnenvermelding staat: 'Niets is waar in deze roman. Hij is hooguit zeer losjes geïnspireerd op familieverhalen' en dan volgen de nodige handschriftelijke bronnen en publicaties van de hand van verschillende Peetersen. Het boek is dus net zo onwaar als Lanoyes Sprakeloos of Arthur Umbgroves Midden op de weg zo hard mogelijk. Maar dat laatste boek fors is minder goed. Lanoyes prachtroman is minstens evengoed als deze Peeters, waarschijnlijk uiteindelijk veel beter omdat Lanoye meer schmiert, en dat lees ik graag (vandaar nog steeds mijn voorkeur voor Robert Ankers Een soort Engeland, nog zo'n onware roman).

De bloemen is eigenlijk een heel gewone streek- en familieroman. Onderwerp is een generatie of drie Peetersen in de Belgische Kempen. De roman is ook gewoon in zijn afwijking van die twee burgerlijke genres: de ik-verteller is ook een Peeters en dringt zich regelmatig tussen de personages op als de verteller, sterker, de schrijver. Dat maakt de roman dus meteen tot een tigdubbelroman: een zelfportret en een familieportret en een streek- en tijdsportret en ook een zelfreflexieve roman met surreële trekjes doordat de doden zich met het schrijven proberen te bemoeien, er in ieder geval naar vragen, hoe het ermee gaat. Maar alles op een heel ongedwongen wijze, zonder dikdoenerij, zonder mooischrijverij. Maar wel met veel liefde en aandacht voor mensen en omgeving. Alle leugens, bedrog, en geweld die daarbij horen, worden niet verzwegen, maar ook niet op het eerste plan gesteld. Van epateren geen sprake.

Gek genoeg doet de roman ook aan Dichtertje van Nescio denken, omdat steeds maar weer God een rol speelt, ook op die familiair-vertrouwde toon als van Nescio. De verteller zelf heeft niet zo veel met God op, maar kan, al was het maar wegens zijn christenpolitieke vader en zijn traditioneel-katholieke grootmoeder, niet om hem heen. Het laatste hoofdstuk, niet ten onrechte 'God, bis' getiteld, is zelfs een ruim elf bladzijden lange monoloog tot die God. Omdat dat slot nog niet lekker is gevallen in mijn lectuur, denk ik dat ik dit boek maar eens gauw lekker nog een keer ga lezen.

1 opmerking:

Moniek Verhaaren zei

Dat boek moet ik maar eens snel gaan lezen. Blijkbaar komen jouw en mijn smaak overeen: ik heb nét zo genoten van Smakeloos en met net zoveel weerzin Mortiers Godenslaap doorgeworsteld. Ik ga dit blog dan ook met veel belangstelling volgen.

De grafisch ontwerper Dooreman die je noemt, is trouwens óók de vormgever van de roman Sprakeloos. En nog een saillant detail: hij blijkt ook van bouwjaar 1958 te zijn. Dat moet toch wel een goed jaar zijn geweest.