Mijn academische opleiding stond, wat betreft de moderne Nederlandse letterkunde, nogal sterk in het teken van de ergocentrische benaderingswijze. Die werd als uniek-zaligmakend beschouwd en doorgegeven door geleerden als (in retroalfabetische volgorde) Sötemann, Van de Watering, Mosheuvel en Fokkema, respectievelijk gepromoveerd op één roman, vijf gedichten, één gedichtencyclus en (alle) drukvarianten in het oeuvre van één dichter; niet gek dus dat mijn eigen proefschrift handelde over één dichtbundel.
In dat licht mag het gek lijken dat er, terwijl ik dit typ, achter mijn rug een boekenplank met een lengte van 2,1 meter langzaam aan het doorbuigen is onder een verzameling van tegen de vijftig bio- en autobiografieën van enkele musici (van Mahler tot Waits) en filosofen (van Beauvoir tot Wittgenstein) maar vooral schrijvers en dichters (van Achterberg tot Verwey). Daar komen de laatste tijd overigens wat werken bij uit een relatief nieuw genre dat nog geen fatsoenlijk Nederlandse naam heeft: de memoir, zoals Just Kids van Patti Smith en The Year of Magical Thinking van Joan Didion, maar die staan minder voor het grijpen, verder op de achtergrond in de digitale wolk.
In mijn, niet als zodanig aangelegde, collectie biografieën ontbreken drie publicaties, over Leo en Tineke Vroman, over Remco Campert en over Dola de Jong. De verklaring daarvoor is dat ik niet erg nieuwsgierig ben naar die mensen. De verzamelde gedichten van Vroman, althans Gedichten 1946- 1984, heb ik wel maar lees ik nooit meer, zeker nu het niet meer hoeft voor colleges; de verzamelde verhalen en gedichten van Campert boeien me niet (alleen voor ‘Lamento’ maak ik een grote uitzondering); van De Jong wil ik wel eens wat gaan lezen, ooit (vergeten schrijfsters blijken immers doorgaans ten onrechte vergeten).
Eerst is er dus nog steeds het werk, en op die grond van veelal herhaalde en langdurige lectuur, als ze vruchtbaar is gebleken, komt mijn belangstelling voor het leven en de omgeving van de auteur tot leven. Dan moet er maar net een goede biografie zijn. Het was bijvoorbeeld lang wachten op die van Kouwenaar, maar die was uiteindelijk het wachten zeker waard.
Niet altijd gaat het werk voor. Het meest recente werk van Mirjam van Hengel dat ik las, was de zeldzaam heldere verantwoording bij haar editie van Gerrit Kouwenaars Verzamelde gedichten (2023). Dat lijkt niet direct een grond om geïnteresseerd te raken in een memoir van haar hand. Van de palmares of publicaties of acties van haar vader, Eduard van Hengel (1937-2024), was me helemaal niets bekend (ik houd stevig van Bach, maar juist niet van diens vocale werken). Dus waarom zou ik een boek lezen waarin hij centraal staat?
Soms lopen de hazen vreemd door het veld. Ik heb de eer en het genoegen Mirjam van Hengel te kennen, al best lang, sinds toen ze nog studeerde, maar altijd op een afstandje, ook toen we allebei nog in Utrecht woonden en werkten. Tot ze onlangs opeens ook in Arnhem kwam wonen. En ik wist dus al dat ze heel goed schrijft.
In Ganzentijd vertelt ze over het leven van haar vader, naar aanleiding van zijn overlijden; ik moet het beter zeggen: het boek gaat over het ontbreken van haar vader, en dat verhaal laat zich natuurlijk alleen goed vertellen door aspecten van diens leven te belichten, niet noodzakelijk het hele leven, maar wel zijn leven in relatie tot die dochter, die de schrijfster is van en in dit boek.
Het boek is samengesteld uit talloze schetsen, korte hoofdstukjes, variërend van nog geen halve pagina tot een enkele keer hooguit drie bladzijden. Van Hengel presenteert geen chronologische levensgeschiedenis maar schetst door middel van allerlei illustratieve voorvallen en invallen, gedachten en herinneringen, citaten en referenties een ontroerend beeld van haar lieve vader, de vader die steeds achter haar stond. Let wel: het zijn geen losse notities; ze vormen een secuur gecomponeerd, samenhangend geheel, vol van thematische lijnen.
In een biografie zouden de voorouders en de echtgenote van Eduard van Hengel, en hun zoon, een ruimere plaats hebben gekregen; maar deze notities omcirkelen met grote aandacht en precisie in heel heldere taal de prachtige en standvastige relatie van vader en dochter, vormen een beeld van de vader die altijd achter haar stond, de vader die er niet meer is, maar die niet afwezig is, die nooit afwezig zal zijn.

