Niet alleen is Van Reybrouck de officiële Denker der Nederlanden, wat mij betreft is hij ook een van de beste essayisten en een van de meest overtuigende schriftelijke redenaars. Hoewel ik naar zijn betoog begon te luisteren tijdens het uitlaten van de hond, wist hij mijn aandacht onmiddellijk te boeien en vast te houden tot lang nadat Freddy en ik weer thuis waren gekomen.
Ik citeer even wat de uitgever zegt over het boek, want ik kan het daar volledig mee eens zijn:
Het grootste veiligheidsvraagstuk van onze tijd is niet de wereld met haar onderlinge conflicten, maar de aarde die meer en meer ontregeld raakt. Steeds heviger gaat de planeet tegen de mensenwereld tekeer. De wereld heeft de fysieke aarde ontwricht en nu ontwricht de aarde de wereld.
De moderne diplomatie, dat eeuwenoude overleg tussen landen, moet zich daarom dringend opnieuw uitvinden. Hoe zou dat eruit kunnen zien? In De wereld en de aarde doet David Van Reybrouck een bevlogen en grensverleggend voorstel om ons denken – en onze politiek – radicaal te verbreden.
Het is een glashelder betoog van de indrukwekkend goed geïnformeerde en wel denkende cultuurhistoricus en archeoloog, met als startpunt een fascinerende beeldspraak die gebaseerd is op een persoonlijke ervaring: een wereldbol uit zijn jeugd, een schaalmodel van de aarde, die van binnenuit verlicht kan worden en dan heel duidelijk al de verschillende natiestaten weergeeft in uiteenlopende kleuren; doe je het licht uit, zie je alleen de aarde, de planeet, bergen, rivieren, steden, vlaktes, zonder die staatkundige stratificatie.
Vanaf dat vertrekpunt wijdt Van Reybroeck uit over de geschiedenis van de diplomatie, die van meet af aan en nog steeds gebaseerd is op de raison d’état, het eigen belang van de soevereine natiestaat. De huidige globale crises evenwel, die van het klimaat voorop, onttrekken zich fundamenteel aan de staatsgrenzen die zich aftekenen als het lampje in de wereldbol aan staat en waaroverheen diplomaten gewend zijn te overleggen en compromissen te sluiten, bi- of polilateraal. Om de huidige crises daadwerkelijk aan te kunnen pakken, is een heel andere vorm van internationale diplomatieke actie nodig, een waarbij de raison de terre vooropstaat. Waarom die revolutie nodig is en hoe die nieuwe diplomatie zou kunnen worden ontworpen, weet Van Reybrouck helder te schetsen.
Dit boek is wel te zien als een meesterlijk voortzetting, met een ander perspectief, van het al even meesterlijke boek Wat we toen al wisten (2022) van Geert Buelens. Verontrustend, zeker, maar toch ook optimistisch.
Het lijkt voor de hand te liggen om hier ook Tommy Wieringa’s Optimisme zonder hoop (2025) te noemen, maar dat lijkt me toch een ander paar mouwen dan deze twee zeer geleerde en krachtige analytische verhandelingen omdat Wieringa zich meer tot zijn persoonlijke ruimte beperkt in zijn overigens niet minder gloedvolle essay.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten